Zoals ik wel vaker heb aangegeven in mijn artikelen maar ook in prediking en Bijbelonderwijs is dat de kennis van Gods woord helaas afneemt onder gelovigen. Ik zeg dat niet uit een soort verheven ‘ik weet het gelukkig wel’-houding maar vanuit een oprechte zorg (zie 2Kor11:28). Vooral ten aanzien van de gemeente en haar hemelse roeping is er veel onkunde zoals ik hier en hier al eerder heb aangegeven. Gelukkig wordt er nog wel vergeving en behoudenis verkondigd door het bloed van Christus, maar wat betreft de wandel van de gelovige in verband met wat de gemeente is, blijft de kennis achter. Het gevolg is dat er dan ook niet geleefd kan worden vanuit de roeping die God voor ons heeft met als gevolg chaos en verwarring. Een zeer belangrijk aspect van wat de gemeente is, namelijk het huis van God (als dat wat mensen bouwen) is al helemaal naar de achtergrond verdwenen. Het is de grote blinde vlek van vandaag binnen de christenheid. In dit artikel wil ik daarom een aantal zeer belangrijke principes hiervan voor de aandacht brengen.

De gemeente van God wordt in de Bijbel verschillend voorgesteld. Enerzijds als het lichaam van Christus (1Kor12:13,27; Ef1:22-23; Kol1:18), maar anderzijds ook als het huis van God en als een kandelaar (over de gemeente als de bruid van het Lam heb ik hier geschreven). Deze begrippen ‘lichaam’, ‘huis’ en ‘kandelaar’ leren ons twee totaal verschillende gezichtspunten over de gemeente. Eerst iets over de gemeente als het lichaam van Christus. Ieder die gelooft in de Heer Jezus als zijn/haar Verlosser en Heer wordt door de ene Geest in het ene lichaam van Christus gedoopt.

Immers, wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en ons allen is van één Geest te drinken gegeven. 1Kor12:13

Dit lichaam van Christus drukt de onverbrekelijke eenheid uit, die voor God geldt, van alle gelovigen met de verheerlijkte Heer in de hemel als hun hoofd. Christus is zijn lichaam dat Hij voedt en koestert (Ef5:29). Voor God bestaat er nu maar één mens waarin Hij zijn welbehagen heeft en dat is de nieuwe mens, ‘de Christus’, hoofd én lichaam (zie 1Kor12:12). De oude mens is immers op het kruis weggedaan. Er bestaat in de Bijbel dan ook geen ‘lid’ van een kerk, maar ‘leden van zijn lichaam’ (Ef5:30). Het begrip ‘lichaam’ drukt de volmaakte wijze uit van de positie van de gelovigen. In die zin, namelijk hoe God de gelovigen beziet, wordt er ook gesproken van een huis, want God woont vanaf Handelingen 2 op aarde in alle gelovigen door de Heilige Geest. De gelovigen zijn zo bezien lichaam én huis van God (Ef2:22). Dit is wat de Heer Jezus aankondigt als Hij zegt: ‘Ik zal mijn gemeente bouwen’ (Mat16:18). Wat dus voor Gods ‘oog’ waar is, is dat alle gelovigen in dezelfde hemelse positie zijn als Christus (Ef1:23; 2:6) en dat zij allemaal de woonplaats van God vormen op aarde. Maar ik wil graag wat zeggen over het huis van God als dat wat mensen bouwen en dus niet dat wat God bouwt. Gods gebouw is volmaakt en bestaat uit levende stenen en zal straks een volmaakt huis zijn (1Pet2:5), maar wat mensen bouwen is onvolmaakt en uiteindelijk tot oneer van God.

Als Mozes op de berg is toont God Hem zijn gedachten over zijn huis. Hij wil namelijk onder zijn volk wonen.

En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. Ex25:8

Wat Mozes vervolgens ziet is als het ware Gods hemelse ‘plaatjesboek’ van de heerlijkheden van Christus, zijn geliefde Zoon. God wil dat Mozes dit op aarde realiseert zodat er op aarde iets gezien gaat worden van wie Christus is voor het hart van God de Vader. Mozes heeft dit niet ten volle beseft, maar hij krijgt de opdracht van de HEERE om dat hemelse voorbeeld op aarde vorm te geven.

Zie dan [erop] toe dat u het maakt naar zijn ontwerp, dat u op de berg getoond is. Ex25:40

In Ex39 en 40 staat vervolgens zestien keer dat Mozes alles deed zoals de HEERE hem geboden had. Hij week niet af van het hemelse voorbeeld. De tabernakel spreekt als gevolg hiervan in alles van Christus. Vandaag zijn er velen die menen ‘kerken’ of ‘gemeenten’ te stichten, maar de vraag is of het naar het hemelse voorbeeld is, naar de Bijbelse orde, zodat Christus in het huis gezien wordt. Laten we dit eens verder onderzoeken.

Er staat in 1Kor3:10-15

Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. Maar laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus. Als nu iemand op het fundament bouwt: goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi, stro, -ieders werk zal openbaar worden. Want de dag zal het aan het licht brengen, omdat deze in vuur geopenbaard wordt, en hoe ieders werk is, dat zal het vuur beproeven. Als iemands werk dat hij daarop gebouwd heeft, zal blijven, zal hij loon ontvangen; als iemands werk zal verbranden, zal hij schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, maar zo als door vuur heen.

Het gaat in dit gedeelte niet om wat God bouwt, maar wat mensen terecht brengen van Gods huis op aarde, in de tijd. Zij hebben de verantwoordelijkheid te bouwen op het fundament dat ooit is gelegd (zie ook Ef2:20). De apostelen hebben ons instructies nagelaten hoe dit huis van God er op aarde uit behoort te zien en vooral Paulus heeft ons hierover veel te zeggen omdat juist hij het hemelse ‘voorbeeld’ geopenbaard had gekregen.

Maar als ik uitblijf, schrijf ik opdat je weet hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, de pilaar en grondslag van de waarheid. 1Tim3:15

Ons gedrag hoort dus te passen bij de kenmerken van het huis van God. In Korinthe waren de gelovigen bij dit ‘gebouw’, de tempel van God, (zie 1Kor3:16-17) gevoegd door de arbeid van de apostel Paulus. Let op, hij spreekt hier niet over het ‘fundament’ van de redding van zondaren, maar van Gods heilige tempel, het huis van God op aarde waar hij door zijn onderwijs de gelovigen in Korinthe had ingevoegd. Er kunnen dus geen gemeenten ‘gebouwd’ of ‘gevormd’ worden op een andere basis dan deze. Niet onze geloofsbelijdenissen vormen het fundament maar het onderwijs zoals door Paulus verkondigd en geleerd. Zoals Mozes als een ‘architect’ het patroon van de tabernakel bekend maakte (Ex25:40; 26:30) en David dit deed met de tempel (1Kron28:11-12), zo is Paulus de architect van de gemeente als het huis van God. Zijn onderwijs, ons gegeven in zijn brieven, zijn de ‘bevelen’ (1Thes4:2), en ‘inzettingen’ (2Thes2:15) van de verhoogde Heer.

Maar zodra hij en de overige apostelen van het toneel waren verdwenen rustte de verantwoordelijkheid om deze heilige tempel op aarde vorm te geven bij de gelovigen. In deze lijn van de waarheid wordt er dan gesproken over het bouwen met ‘goud, zilver, kostbaar gesteente’ of met ‘hout, hooi, stro’ (1Kor3:12-13). Bouwt men verder op het fundament dat Paulus heeft gelegd met geestelijke materialen zodat Gods karakter (heiligheid en liefde) in dit huis gezien wordt, dan bouwt men op de juiste wijze en met de juiste ‘materialen’, namelijk door dat wat de Heilige Geest geeft volgens Gods woord. Maar bouwt men met dat wat mensen bedenken, volgens hun ‘wijsheid’ of tradities, dan wordt niet God, maar de mens gezien in dit gebouw, krijgt het vlees de eer (1Kor1:29) en bouwt men op de verkeerde wijze en met de verkeerde materialen. Het gaat er dus om dat wij alles verwerpen wat uit de mens komt en alleen najagen wat Gods woord leert over de orde in het huis van God. Het is immers zijn huis en Hij bepaalt hoe wij dat vormgeven.

Helaas heeft men in de afgelopen eeuwen gemeenten gesticht en kerken vormgegeven naar eigen inzichten waardoor men de gemeente ging zien als een woonplaats voor de gelovigen in plaats van de woning van de Geest van God. Steeds meer en meer werden de natuurlijke behoeften van de gelovigen (‘ik moet me thuisvoelen’) de leidraad voor het vormgeven van de gemeenten in plaats van wat bij de Geest van God past volgens het woord van God. Maar omdat God woont in de gemeente is het zijn eigen orde, door de apostel Paulus doorgegeven via de brieven, die wij dienen na te volgen en niet onze eigen inzichten. Als de dag van Christus komt, zal openbaar worden hoe ons werk is geweest aan dit gebouw (zie 1Kor3:13). Doordat de Korinthiërs, net als velen vandaag, menselijke wijsheid als maatstaf hadden genomen, om zo zichzelf in het huis van God te verhogen, waarschuwt Paulus hen. Zij hadden vergeten dat de Geest in het huis getuigt dat Jezus de Heer is (1Kor12:3) en dat alle gaven en bedieningen die er zijn vanuit zijn heerschappij moeten functioneren en niet vanuit de wijsheid van de wereld. Daarom schrijft Paulus:

Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is. 1Kor14:37

Vandaag negeren vele ‘profeten’ en ‘geestelijke’ leiders de instructies van de apostel Paulus. Sommigen praten bijv. homoseksuele relaties goed en verderven zo Gods tempel (1Kor3:17). Maar ook op andere vlakken heeft men de menselijke wijsheid boven Gods woord gesteld. Dit alles is tot oneer van God, de ‘bewoner’ van het huis. Het past bijv. bij de orde van Gods huis dat de vrouwen zwijgen in de gemeenten (1Kor14:34), maar bijna overal mogen zij hardop bidden in de samenkomsten (ondanks 2Tim2:8) of zelfs voorgaan in het geven van prediking en onderwijs (ondanks 1Tim2:11-12). We zien vandaag zelfs vrouwen als voorgangers, oudsten en dominees. Men haalt altijd wel ergens een ‘theoloog’ vandaan die dat wat God in zijn huis heeft verboden, toch weer goedpraat. Als het gaat om oudsten, is er ook een duidelijke orde in Gods huis. Niet mensen kiezen hen, maar de Heilige Geest (Hand20:28), want gezag wordt van bovenaf aangesteld. Daarom hebben de overigen hen te erkennen die zich als dergelijke opzieners manifesteren (zie 1Kor16:18; 1Thes5:12). Het behoren oudere broeders te zijn (’oudsten’), met ervaring in het leven met de Heer (‘beproefd’, 1Tim3:10), die voldoen aan de beschrijving van 1Tim3:1-7 en Tit1:7-9. Maar vandaag zien we vaak door de gemeente gekozen jonge broeders die de term ‘oudste’ op zichzelf toepassen, terwijl ze nog niet hun eigen huis hebben weten te besturen (1Tim3:5). Het kennen van- en vermanen met de gezonde leer is een voorwaarde voor een oudste (Tit1:9). Zijn dergelijke mannen niet in de gemeente, dan zijn er dus ook geen oudsten! Om nog maar te zwijgen van de betaalde enkele voorganger wat we ook niet in de Bijbel vinden.

Als wij bouwen in het huis van God in volkomen afhankelijkheid van de Heer Jezus, door de Heilige Geest, ons houdend aan alle inzettingen en bevelen van de brieven van Paulus, zal er orde zijn. Als wij bouwen volgens menselijke theologie, wijsheid, tradities of emoties, zal er wanorde en chaos volgen. Zo zien we ook de door mij hier besproken verwarring over de genadegaven van genade als een voorbeeld van het bouwen met de verkeerde materialen. Als het gaat om de volmaking van de heiligen (Ef4) vinden we opbouwende gaven (profeten en apostelen, Ef4:11 die we hebben in de brieven van het Nieuwe Testament). Zij die gelovigen toebrengen (evangelisten) en hen verder brengen in de kennis van de Heer Jezus (herders en leraars) horen ook bij het bouwen met de juiste materialen. Maar als de ‘tekengaven’, bedoeld voor de ongelovigen worden overgeheveld naar een middel tot opbouw voor de gelovigen, is de orde in Gods huis verstoord en volgt er verwarring.

De blinde vlek voor de orde die God in zijn eigen huis wenst heeft er ook toe geleid dat men vrijwel overal het lidmaatschap heeft ingesteld. Ondanks het feit dat wij leden zijn van het lichaam van Christus wordt er ook nog van gelovigen gevraagd lid te worden van een plaatselijke gemeente of kerk. Zodra men echter een door mensen opgestelde belijdenis (hoe goed en Bijbels ook) moet onderschrijven om lid te kunnen worden van een gemeente, spreken we van een sekte. Een sekte is een geloofsgemeenschap die naast de eenheid van gelovigen nog een andere eenheid belangrijk vindt als voorwaarde om erbij te horen, zoals visie op de doop, het verbond, etc. Dit alles gaat in tegen hoe God het heeft bedoeld.

Tenslotte zien we in 1Kor14 dat het past bij de orde van Gods huis dat men elkaar opbouwt in het geloof, onder de vrije werking van de Heilige Geest.

Hoe is het dan, broeders? Wanneer u samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging; laat alles gebeuren tot opbouwing. 1Kor14:26

Paulus brengt een aantal correcties aan in de praktijk van de Korinthiërs zodat zij weer zouden gaan bouwen met de juiste materialen. Niet het ‘zichzelf stichten’ (1Kor14:2), maar het elkaar opbouwen (1Kor14:12) is naar Gods orde. Dit hoort te gebeuren onder de vrije werking van Gods Geest als wij samenkomen. Maar de Geest is uitgeblust (1Thes5:19) en wij hebben nu vaak samenkomsten met een vaste liturgie. Alles staat van tevoren vast en de gelovigen krijgen niet of amper de kans te spreken, een lied op te geven, te bidden of te danken (We zagen al dat dit is voorbehouden aan de broeders als het om de publieke, verstaanbare sfeer betreft). Zo is de orde die God heeft neergelegd in zijn woord, via de apostel Paulus, door ons massaal genegeerd. Het is een grote blinde vlek geworden. We hebben menselijke instituten gemaakt van de gemeenten en kerken. Het gevolg is verwarring, chaos en het niet oordelen van zonde. In plaats van een liefdevolle en heilige plaats, is de gemeente vaak een liefdeloze en onheilige plaats geworden.

Is er onkunde t.a.v. de orde van Gods huis, dan kan God dit nog verdragen, maar als er misbruik van wordt gemaakt, zal God met oordeel komen in de gemeente. We zien dit in het geval van de Korinthiërs waar velen ziek waren en niet weinigen overleden als gevolg van hun misbruik van het avondmaal (1Kor11:27-32).

Daarom is het nodig dat, zoals Ezechiël het volk Israël een spiegel voorhield er ook vandaag broeders opstaan die dit doen voor de christenen. Laten wij ons onder deze boodschap schamen en verootmoedigen voor hoe wij hebben ‘gebouwd’ en terugkeren naar Gods woord.

U, mensenkind, breng het huis van Israël de boodschap van dit huis, zodat zij zich schamen vanwege hun ongerechtigheden, en laten zij het ontwerp meten. Ez43:10

Hoewel er goede dingen gebeuren in de gemeenten, hebben wij gefaald om Gods ontwerp van zijn huis vorm te geven op aarde. We hebben Gods woord verlaten en hebben menselijke tradities, gedachten en wijsheid boven Gods woord gesteld. Hierdoor wordt niet Christus, maar de mens zelf in dit huis geëerd. Er is geen wereldwijd herstel meer mogelijk, maar als er dan ergens twee of drie samenkomen naar de orde zoals God het heeft bedoeld, zal er zegen zijn.