Sinds ik in 1993 tot geloof ben gekomen bezoek ik zondagse samenkomsten binnen de evangelische beweging. Ik heb daar zeer vele trouwe en liefdevolle gelovigen mogen ontmoeten die mij hebben versterkt in het geloof. Maar na jaren van grondige studie in de Bijbel ben ik er steeds meer achter gekomen dat er heel veel mis is in deze beweging. De evangelische wereld belijdt ‘Bijbelgetrouw’ te zijn, maar in de praktijk is dit op veel gebieden absoluut niet zo. Dit wil niet zeggen dat de Heer in zijn soevereine genade niet zegent. Overal waar zijn Woord wordt gebracht verleent Hij er zijn zegen aan. Ook is het voor een groot deel te wijten aan onwetendheid dat men is afgeweken van het Bijbelse onderwijs. Maar hoe dan ook, de manier waarop in de evangelische beweging over het algemeen vorm wordt gegeven aan het geloof in de Heer Jezus en aan de samenkomsten voldoet niet aan de gedachten van God zoals ze aan ons zijn overgeleverd in het Nieuwe Testament. Ik wil de belangrijkste afwijkingen hier noemen zodat een ieder die het verlangen heeft gemeente te zijn naar de Schrift er zijn voordeel mee kan doen. Eerst zal ik wat punten noemen over de samenkomsten en vervolgens wat algemenere punten.

 

1. Avondmaal. Verreweg de meeste gemeenten vieren het avondmaal eens per maand. De Bijbel leert dat dit iedere week zou moeten, zie Hand20:7 waar staat: ‘Toen wij nu op de eerste dag van de week vergaderd waren om brood te breken, sprak Paulus, die de volgende dag zou vertrekken, hen toe…’. God eert deze eerste dag van de week omdat zijn Zoon opstond uit de dood op die dag. Een gemeentelijke samenkomst is een ‘eredienst’. Men is vergaderd rondom de Heer Jezus (Mat18:20), getrokken door de Geest van God naar deze plaats. Daar brengt men eer en aanbidding aan Hem (‘de drinkbeker der lofzegging waarvoor wij loven’, 1Kor10:16), terwijl men zijn dood verkondigt (1Kor11:26) en Hem gedenkt (1Kor11:24). Paulus zegt tegen de Korintiërs dat hun samenkomen op één plaats het eten van des Heren avondmaal tot doel heeft, 1Kor11:20. Een eredienst op zondag zonder de tafel van de Heer is Bijbels gezien, geen eredienst.

 

2. Aanbidding. De viering van het avondmaal is aanleiding tot het ‘uit één mond’ verheerlijken van de Vader (Rom15:6). Er is geen plaats rondom deze tafel om te zingen over onszelf, wat wij willen of verlangen. Helaas is de meerderheid van de liederen uit de bundel Opwekking wel op die manier samengesteld. ‘Laat mij nooit meer gaan’, ‘neem mij in uw armen’, ‘alles geef ik U’, zijn niet gepast aangezien we de tekenen van zijn volbrachte werk in ons midden hebben in de vorm van brood en wijn om maar te zwijgen over het zogenaamde ‘vlaggen’. We zijn voleindigd in Hem (Kol2:10), op een volmaakte positie gebracht in volmaakte gemeenschap met de Vader (1Joh1:3) en het is in feite ongeloof om dergelijke teksten te zingen terwijl we de Vader zouden moeten verheerlijken. Paulus spreekt over ‘lofzingen’ in 1Kor14:15 en over ‘dankzegging’ in vs16. Dit in het hoofdstuk over de samenkomsten. Iedereen van de broeders (zie punt 4) kan een lied opgeven naar gelang de Geest hem leidt. Zangleiders of ‘aanbiddingsleiders’ zijn een evangelische uitvinding, die de vrije werking van de Heilige Geest helaas belemmeren. Maar de Geest is de bewoner van het huis, de gemeente (zie 1Kor3:16) en Hij heeft het er voor het zeggen!

 

3. Tucht. Om aan het avondmaal deel te nemen, volstaat in de meeste evangelische gemeenten het voorstellen van de gasten die onbekend zijn. De gelovigen die tot de plaatselijke gemeente behoren mogen aan de tafel aangaan als ze een kind van God belijden te zijn en niet in onmin leven met anderen. Maar de Bijbel leert dat men in de eerste gemeenten aanbevelingsbrieven meenam van gasten (Hd18:27; 1Kor16:3; 2Ko3:1). Er moet namelijk een getuigenis zijn van derden dat een broeder of zuster onberispelijk is naar wandel en leer. Komt iemand uit een gemeente waar dwaalleer aangaande de persoon van Christus wordt verkondigd, kan zo iemand niet worden aanvaard aan het avondmaal (zie 2Joh:10). Zijn er personen uit het eigen midden die een verkeerde weg bewandelen, dan moet dit uiteindelijk aan de gemeente worden meegedeeld (Mat18:17). Er moet openlijk duidelijk zijn waarom bepaalde personen niet kunnen aangaan.

 

4. Het zwijgen van de zusters. Daar waar iedereen het er over eens is dat het gebod van de liefde Bijbels is (zie Joh13:34), overtreedt men met het grootste gemak het gebod dat de zusters moeten zwijgen in de samenkomsten. Zoals in alle gemeenten van de heiligen. Laten de vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet geoorloofd te spreken, maar laten zij onderdanig zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij thuis hun eigen mannen vragen; want het is schandelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente. Of is het woord van God van u uitgegaan? Of is het alleen tot u gekomen? Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is. 1Kor14:34-37. Het hardop bidden of spreken is dus niet toegestaan. Toch gebeurt dit in vrijwel alle evangelische gemeenten wel. Men weet deze tekst die erg duidelijk is, toch anders uit te leggen.

 

5. Profetie. Zoals we zagen in de tekst uit Hand20:7 (onder punt 1), ‘sprak’ Paulus na de breking van het brood tot de broeders en zusters. Volgens de Bijbel kunnen twee of drie broeders profeteren (zie 1Kor14:29). Dit is spreken tot opbouw van de gemeente (1Kor14:3). Dit is vanuit de Bijbel gelovigen opbouwen in wie de Zoon van God is (Ef4:13). Het is dus niet, zoals we vandaag vaak zien gebeuren, het delen van een ‘beeld’ of een visioen. Het is ook zeker niet het benoemen van bepaalde ziekten die er zouden zijn onder de aanwezigen. Dit is meer waarzeggerij en zou verboden moeten worden! Al deze dingen bouwen de gemeente niet op. Het enige dat de gemeente opbouwt is de kennis van de Zoon van God in wie wij de Vader zien (zie Joh14:6; 17:26). Lees ook eens Hand11:23. Zo ‘zag’ Johannes op de eerste dag van de week (Op1:10) op een bijzondere wijze de Heer Jezus.

 

6. Door één Geest. Dit punt is erg moeilijk. De gemeente is door God uit deze wereld geroepen tot zijn Zoon die nu is verheerlijkt aan zijn rechterhand (zie Ef2:6). Alles wat tot de zichtbare godsdienst van het Jodendom behoorde, is in Christus tenietgedaan (zie Rom10:4; Kol2:20). Wij hebben nu door één Geest toegang tot de Vader (Ef2:18). Hierin is geen sprake meer van zichtbare elementen zoals een gewijd gebouw, gewijde gewaden of gewijde muziek. Hoewel muziek een hulpmiddel kan zijn om toon te houden, is in de meeste evangelische gemeenten het geworden tot een middel om op de emoties in te werken. Tijdens het avondmaal wordt bijv. gevoelige muziek gespeeld. Maar alles is in het Christendom geestelijk geworden. We zien dat bijv. het neerzetten van een groot houten kruis voorin de zaal steeds vaker voorkomt. Alleen Christus door het geloof eren, en in Hem de Vader, is het doel van een samenkomst. De zintuigen hoeven niet meer in het Christendom aangesproken te worden. ‘We wandelen door geloof, niet door aanschouwen’(2Kor5:7).

 

7. Oudsten. Aansluitend op punt 4 leert de Schrift dat zusters geen oudste mogen zijn. Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren; maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn. 1Tim2:11-12. De uitvinding ‘oudstenechtparen’ is dus niet Bijbels. Oudsten zijn altijd mannen in de Bijbel (zie ook Hd20:30). Dit geldt ook voor diakenen. Iedere openbare dienst in de gemeente gebeurt door mannen. Vandaag zien we ook dat oudsten worden ‘gekozen’ of ‘aangesteld’, maar de Schrift leert zulke zaken niet. Apostelen stelden destijds oudsten aan, of zij die daartoe door apostelen werden uitgezonden (denk aan Titus), maar vandaag geeft de Heilige Geest oudsten, opzieners (zie Hand20:28), mannen die een geschiedenis van trouw met de Heer hebben en hun gezin hebben bestuurd (zie 1Tim3:4). De gemeente heeft zulke broeders alleen maar te erkennen dat zij door de Heilige Geest zijn aangesteld (zie 1Kor16:18; Fil2:29, 1Thes5:12). Jonge mannen die net getrouwd zijn of nog alleen zijn kunnen dus nooit als oudsten functioneren.

 

8. De wereld. Misschien wel het grootste probleem van de evangelische beweging is haar wereldgelijkvormigheid. Hoewel de Heer ons door zijn kruiswerk volkomen heeft vrijgekocht van deze wereld (zie Jh17:14; Gal6:14) vinden de meeste evangelische christenen het geen enkel probleem complete bands met voorstelling in de samenkomsten te halen. Men wil vermaakt worden. Ook het jaarlijkse evenement ‘The Passion’ waarin notabene een ongelovige de rol van de Heer speelt en waar er met wereldse liedjes het evangelie wordt ‘verkondigd’, vinden de meesten geweldig. ‘Er komen toch mensen door tot geloof’ is het argument. Theatervoorstellingen over het Paasgebeuren worden massaal bezocht evenals allerlei christelijke popconcerten.

 

9. Feesten. Dat de Heer ons heeft vrijgekocht van deze wereld, inclusief haar godsdienst, is een volgend moeilijk punt. De Bijbel leert dat wij niet meer in deze wereld leven (Kol2:20) wat God betreft. We zouden ook dus geen vaste ‘dagen’ of ‘feesten’ moeten onderhouden. U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid. Gal4:11. Toch vieren vrijwel alle evangelische gemeenten Kerst, Pasen en Pinksteren. Adventskaarsen worden aangestoken en kerstbomen staan in de zaal. De diensten tijdens Kerst en Pasen zijn vaak vol met allerlei vermaak. Er is ook vaak een dienst op vrijdagavond tijdens ‘goede Vrijdag’. Men viert dan ook vaak avondmaal, terwijl dat uitsluitend bedoeld is voor op de eerste dag van de week (zie punt 1). Maar van al deze zaken zijn gelovigen vrijgekocht. Ze zijn niet meer in deze wereld, maar hun leven is verborgen met Christus in God (Kol3:3). Wat blijkt dit een moeilijke les te zijn gezien de praktijk. Heeft Paulus zich tevergeefs ingespannen voor ons?

 

10. Evangelisatie. Paulus spreekt in Hand20:21 over: ‘bekering tot God en het geloof in onze Heer Jezus Christus’. In de eerste plaats is het evangelie dus een oproep tot bekering. God heeft de mens zoals deze is uit Adam volkomen afgeschreven en op het kruis in de dood geplaatst. Een mens moet zich bekeren en dat kan alleen als er besef is van schuld. Maar de evangelische beweging spreekt veel en vaak over de liefde van God en probeert het christendom zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor mensen. Mijn vraag is of de gewetens nog worden aangesproken zodat men zich bekeert. Termen als ‘een keuze maken voor Jezus’ dekken de lading niet. Mensen ‘nodigen Jezus uit in hun leven’, maar werkelijke bekering is heel wat anders.

 

11. Geloof. Het tweede uit Hand20:21 is ‘geloof in onze Heer Jezus Christus’. Hij is het enige object van geloof. Helaas zijn invloeden als: luisterend bidden, ministry gebed, ‘healing rooms’, handoplegging om meer van de Geest, voortdurend zonden belijden, briefjes op een kruis spijkeren, etc. niet naar de Schrift. Men heeft als enige nodig: zicht op de HEER Jezus. Hij die is verheerlijkt is het enige onderwerp van onderwijs, zie Kol1:28 waar dit heel duidelijk staat geschreven: Hem verkondigen en meer niet. Paulus deed dit, het was het enige wat hij onderwees. Het is ook de verheerlijkte Heer die de gemeente leidt en niet allerlei management-constructies of zogenaamde ‘coaches’ of charismatische voorgangers. We hebben ons niet vastgehouden aan het Hoofd alleen (zie Kol2:19).

 

12. De mens. De evangelische beweging heeft de neiging om de mens in het middelpunt te stellen van haar onderwijs. God heeft de mens lief omdat deze zo geweldig kostbaar is en zo prachtig is geschapen met alle talenten en bekwaamheden. Ik las in een evangelisch blad: ‘Gods zoektocht naar jou is zijn hartstocht. Er zijn zoveel goede dingen en eigenschappen over jou op te noemen. God droomt al een eeuwigheid over je. (…) Hij koos je voordat Hij met de schepping begon, overstroomde je met zijn goedheid. Hij hield al van je toen jij  nog niet in staat was om ook maar iets voor Hem te doen’. In navolging van dit soort onderwijs, worden gelovigen in bijna alle evangelische kringen aangespoord ‘van zichzelf te houden’ of hun ‘identiteit in Christus’ als een stimulans te gebruiken om zichzelf beter te voelen. Maar de Schrift zegt: ’Er is geen rechtvaardige, ook niet een; er is niemand die verstandig is; er is niemand die God zoekt; allen zijn zij afgeweken; samen zijn zij nutteloos geworden; er is niemand die goed doet, er is er zelfs niet een’; ‘hun keel is een open graf; met hun tongen plegen zij bedrog’; ’addergif is onder hun lippen’; ‘hun mond is vol vervloeking en bitterheid’; ‘hun voeten zijn snel om bloed te vergieten; vernieling en ellende is op hun wegen; en de weg van de vrede hebben zij niet gekend’; ‘geen vrees voor God staat hun voor ogen’. Rom3:10-18. De mens is een onverbeterlijke zondaar en een vijand van God. God houdt van de mens, niet omdat er in die mens iets goeds is, maar vanwege zijn eigen liefde. God is liefde (1Joh4:8,16). Daarom is het gezond om, zoals Paulus doet in Ef1:3 de volle nadruk te leggen op de bron van de zegen, de Vader, in plaats van op de gezegenden, de gelovigen. Vrede kennen in onze harten is niet ‘weten dat ik geliefd ben’, maar ‘weten Wie mij liefheeft’. Een subtiel verschil, maar alles bepalend, zie ook Gal2:20.  

 

13. Lijden. Het laatste punt dat ik wil noemen is de visie op het lijden. De evangelische beweging is vrijwel overal gezwicht voor de leer dat God ‘het beste’ met ons wil en dus ‘wil dat wij gelukkig zijn’. Ziekte kan nooit van God komen of zijn wil zijn. Dit heeft vele mensen teleurgesteld doen afhaken van het geloof. Zie hier uitgebreid over mijn boek ‘De invasie van een andere geest’. Maar het kruis betekent een voortdurend lijden (Kol1:24), worstelen en strijd. God staat dit allemaal toe vanwege zijn wijsheid en zijn uiteindelijke doel (Rom8:28). Wij weten vaak niet waarom er iets gebeurt, maar de Bijbel leert dat Paulus in alles was ingewijd in het leven, goede en slechte zaken. In al deze dingen gaf de verheerlijkte Christus hem kracht (Fil4:11-13). Door in slaap gesust te worden dat God ons een fijn leventje wil geven, falen de meesten de goede strijd te strijden (1Tim6:12), een getuige te zijn van een hemelse Heer en vast te houden aan dat wat geschreven staat.

 

Dit zijn zomaar wat punten. Ik had er nog meer kunnen noemen. We zijn dus afgeweken van de Schrift! Er blijven dan twee vragen over wat mij betreft:

 

1. Is er werkelijk besef van deze dingen? Kennen we de verootmoediging over het feit dat we de dingen hebben ingericht ‘wat goed was in eigen ogen’(zie Richt21:25)? Belijden wij schuld voor het aangezicht van onze Heer voor onze ongehoorzaamheid of blijven we stug zeggen dat ‘het wel meevalt’.

2. Wat moeten oprechte gelovigen nu doen die deze dingen gaan beseffen? Moeten ze in hun evangelische gemeenten blijven of toch maar weggaan? En waarheen dan? Er is toch ‘overal wat’? Misschien kunnen we in navolging van punt 1 deze dingen voor de Heer neerleggen en erop vertrouwen dat Hij ons leidt. Misschien geeft Hij in zijn grote genade dat er in deze tijd een herleving komt binnen de evangelische beweging om de zaken weer in te richten naar zijn Woord en Hem weer in alles centraal te zetten!