Wat geloof ik?

Mijn zoektocht naar de dingen van God begon al vroeg. Rond mijn negende wist ik dat er ‘iets’ was, maar verder was ik er toch wel van overtuigd dat niemand de waarheid van het leven kon ontdekken. Mijn ouders brachten me in aanraking met de Bijbel en stuurde me naar een christelijke basisschool. Ik moest iedere zondag mee naar de Gereformeerde Kerk en volgde catechisatie vanaf mijn vijftiende. Daar had ik best een grote mond over hoe het leven in elkaar zat en hoe God zou zijn en maakte ik zelfs ruzie met de dominee.

Ik ging wekelijks met tegenzin naar de kerk en dacht verder niet veel na over de dingen van God. Jezus was een naam die ik alleen veel gebruikte als een vloek. Op een bepaald moment zaten mijn broer en ik gitaarfolders te lezen tijdens de kerkdienst. Mijn Godsbeeld was eenvoudig. Ik geloofde dat Hij bestond, mij ‘in de gaten hield’ en mij aan het einde van mijn leven vriendelijk in de hemel zou toelaten omdat ik het zo slecht nog niet had gedaan. De Bijbel las ik verder niet en bidden deed ik al helemaal nooit.

De Bijbel die ik had gekregen bij het verlaten van de basisschool in 1984 heeft jaren in een la ongelezen onder mijn bed gelegen. Op de HAVO raakte ik bevriend met een jongen wiens ouders serieuze christenen waren. Tijdens een auto- en boottocht naar Denemarken legden ze mij het evangelie uit, maar ik wilde er niets mee te maken hebben. ‘Mij bekeren ze niet’, was mijn houding. Ik begreep trouwens ook geen woord van wat ze zeiden. Tijdens de jaarwisseling van 1992-1993 wenste een oud-klasgenoot mij gelukkig nieuwjaar met de woorden: ‘Ik hoop dat je nu eindelijk eens Jezus als je Redder zult aannemen’. Ik reageerde furieus.

In augustus 1993, (ik was toen 22 jaar) moest ik verplicht in militaire dienst. Mijn broer Maarten was tot levend geloof gekomen en had mij een boek meegegeven en een Nieuwe Testament. Het boek heette ‘Geen geloof zonder bewijs’ van Pé de Bruin en beschreef het christendom als een rationeel volledig betrouwbare godsdienst. Ik vond het een overtuigend boek, maar verder deed ik er niet veel mee. Mijn medesoldaten gingen zich te buiten aan het kijken naar seksfilms en iets in mij wilde daar niet aan meedoen. De tv stond wel ’s avonds aan op onze kamer en om maar niet te kijken ging ik af en toe op mijn bed het Nieuwe Testament lezen. Ik begreep er niets van, maar het gaf een goed gevoel om iets te doen wat tegen de smerigheid inging waar de anderen mee bezig waren. Ik kreeg al snel een bijnaam als ‘gelovige’. Toch was er nog niets wezenlijks in mijn binnenste veranderd, behalve een steeds sterker groeiend verlangen om te onderzoeken wat nu eigenlijk de waarheid van dit leven was.

Tijdens een Bijbelstudie van de Gereformeerde kerk waar ik destijds toe behoorde, gebeurde het in deze periode, dat ik die avond aan de beurt was om een gedeelte uit de Bijbel voor te lezen. Met een klein groepje leerden we tijdens die avonden iets van de Bijbel van een ouderling. Het waren avonden die ik niet erg interessant vond. Het was eigenlijk oersaai, maar uit plichtsbesef bezocht ik ze toch. Toen kwam het moment dat ik moest gaan voorlezen. Het was een gedeelte uit Johannes 4. Toen ik de zin: ‘Ik, die met u spreek, ben het’ (vs26) voorlas, ervoer ik plotseling een enorme autoriteit in deze woorden die mij diep troffen. Dit werd tegen mij persoonlijk gezegd door een Persoon die echt bestond en werkelijk God was! Het was alsof er eindelijk een antwoord kwam op de vraag wat de waarheid is. Het is een Persoon en Hij heet Jezus. Hij sprak via deze woorden rechtstreeks tot mij. ‘Wil je weten wat de waarheid is? Ik die met u spreek, ben het’.

Toch was dit nog niet het moment van mijn bekering. Ik had namelijk nog niet het evangelie van mijn behoudenis begrepen (Efeziërs 1:13). Dat gebeurde een paar weken later op 30 november 1993. De vader van mijn vriend (waar ik eerder mee naar Denemarken was gereisd) legde me bij hem thuis het evangelie uit. Ik kwam een boek terugbrengen over de Heer Jezus dat ik had gelezen en hij vroeg me te gaan zitten. Hij stelde me de vraag hoe iemand een kind van God kon worden. Ik wist het niet. Hij vertelde me toen dat ik een zondaar was en dat God mijn schuld op zijn Zoon had gelegd op het kruis. Als ik dit offer niet erkende zou ik verloren gaan. Als ik de Heer Jezus zou aannemen als mijn Redder zou ik een kind van God worden, naar Johannes 1:12. Nog nooit eerder had ik bewust begrepen dat een Ander mijn zonden op Zich had genomen. Wat een liefde spreekt hieruit! Hem wilde ik kennen en gehoorzamen. Het ontroerde me enorm en ik ervoer een vloedgolf van reiniging in mijn ziel. We knielden neer en ik vroeg aan God of Hij in mijn leven wilde komen. Ik zei tegen Jezus dat ik geloofde dat Hij mijn schuld had gedragen. Daarom moest ik me bekeren van mijn leven zonder God! Ik geloof dat het toen was, dat ik de Heilige Geest ontving. Wat ik namelijk merkte was dat ik in de loop van de maanden die volgden enorm was veranderd. Wat me eerst niets interesseerde, werd nu het meest belangrijke in mijn leven.

Het stof werd meteen die dag van mijn Bijbel afgeblazen en in de jaren die volgden nam ik hem overal mee naar toe en las er voortdurend in. Om Gods gedachten in je handen te hebben over de waarheid van het leven met Hem voelde als de meest energieke en opwindende sensatie die ik ooit had gekend. Ik wilde het met iedereen delen, wat al snel tot confrontaties leidde met mensen die me beschuldigden van godsdienstwaanzin.

Diezelfde maand werd ik op een wonderlijke manier uitgezonden vanuit mijn opleiding in Ede naar een militaire post in Bilthoven. Ik moest, samen met een goddeloze soldaat die veel vloekte een lootje trekken. Ik wist al voordat ik dit deed dat ik zou worden uitgezonden naar Bilthoven. Hij beet me toe: ‘Dit heeft God zeker voor je gedaan he?’ Ik zei: ‘Denk het ja’, en mocht naar een bunker in Bilthoven. Van ’s ochtends acht uur tot ’s avonds vijf uur zat ik in die bunker (soms ook een heel weekend) waar vrijwel niets te doen was, zeven maanden. Een andere soldaat had christelijke boeken bij zich die de Bijbel uitlegden (vooral de serie ‘Thru The Bible’ van Vernon McGee heeft de basis gelegd) en al snel gebruikte ik mijn vele vrije tijd om veel te lezen. Zo ontstond een basis van mijn kennis van de Bijbel. Er ging een wereld voor me open. Eindelijk had ik ontdekt wat de waarheid is van het leven: Jezus Christus, God die mens werd en de Bijbel die Gods woord is. In maart 1995 liet ik me dopen in ‘de Reddingsark’ in Baarn. Ik kwam in contact met het voortreffelijke onderwijs van ‘de broeders’ van de Vergadering van Gelovigen en groeide langzaam in kennis van het woord.

Sinds 1993 geloof ik dat God bestaat en Zich bekend wil maken aan ons via de Bijbel. Hij wil een relatie en geen religie. De Here Jezus heeft de weg voor ons naar God vrijgemaakt door onze zonden op zich te nemen. ‘De wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen’ zegt Jesaja 53 vers 6. Mensen moeten eerst leren zien, want ze zijn geestelijk blind hiervoor omdat ze niet willen erkennen dat ze schuldig staan tegenover hun Schepper. Daarom moeten ze zich bekeren, in de Heer Jezus geloven en Hem leren gehoorzamen. De Bijbel is het Woord van God, geschreven door mensen, maar door God geïnspireerd en dus een foutloos volmaakt Boek. Hij spreekt tot ons via de woorden van de Bijbel.

Ik hoop dat u ook de Heer Jezus mag leren kennen als uw persoonlijke Verlosser en Heer! Als u hierover door wilt praten, stuur gerust een mailtje!

Veel zegen toegewenst!

Dirk-Jan Jansen