Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk en beraadslagen tegen Uw beschermelingen. Ps.83:4

Afgelopen 7 oktober (mijn verjaardag) werd de wereld opgeschrikt door de verschrikkelijke aanval vanuit Gaza op Israëlische burgers door de terroristische organisatie Hamas. Verschillende media verspreidden afschuwelijke beelden waaruit duidelijk werd tot welke gruwelijke daden de haat tegenover de Joden kan leiden. Het duurde niet lang of ook de ‘christelijke wereld’ reageerde op deze gebeurtenissen. Uit veel van deze reacties werd weer pijnlijk duidelijk hoe weinig de hemelse roeping van de gemeente daadwerkelijk nog gekend wordt en hoe groot het misverstand is van de verhouding tussen christenen en Israël. Sommigen spraken over Israël als onze ‘grote broer’, anderen riepen op om Israël in gebed ‘te steunen’ en weer anderen uitten bewondering voor de macht die het land heeft, ondanks de vele vervolgingen van de afgelopen eeuwen. Vele christenen hangen Israëlische vlaggen op. Op cvandaag.nl zegt iemand:

‘Citeer de teksten die bijvoorbeeld staan geschreven Psalm 74, 83, 121 of 130. Herinner God aan Zijn Woord!’

Hoewel dit alles uiteraard goed bedoeld is, en ondanks dat wij uit de Schrift weten dat Gods beloften aan Israël zullen worden vervuld, mist het de kern van de roeping die wij als gelovigen hebben en getuigt het ook van weinig inzicht in het profetische woord. In dit artikel heb ik aangetoond dat God vandaag niet aan de kant van Israël staat. Sinds de dagen van Hosea is dit volk immers ‘lo Ammi’, ‘niet-Mijn-volk. Vanwege hun zonden heeft God Zich teruggetrokken uit de tempel (Ez.11:23). Hij wordt dan ook ‘de God van de hemel’ genoemd tijdens de ballingschap (Dan.2:18,19). Toen Hij in de Heer Jezus, de ware tempel van God, Israël weer binnenkwam, hebben zij Hem die aan Israël God ten volle heeft geopenbaard, gekruisigd. Christus, de God van de Joden geopenbaard in het vlees (Joh.8:58), hebben zij verworpen. Het gevolg was dat de tempel werd verwoest en God zijn eeuwige voornemen ging openbaren door een volk uit de volken te vormen (Hand.15:14) dat Hem volkomen welgevallig zou zijn, in Christus (Ef.1:4-5). Dit is de gemeente, een hemels volk omdat zij is verbonden met een hemelse mens door de Heilige Geest, het lichaam van Christus.

En Hij heeft alles aan zijn voeten onderworpen en Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult. Ef.1:22-23

Dit hemelse volk bestaat uit bekeerde Joden en heidenen. De Joden die tot de gemeente behoren zijn ‘in de tegenwoordige tijd een overblijfsel naar de verkiezing van zijn genade’ (Rom.11:5). Samen met de gelovigen uit de volken vormen zij ook de familie van God omdat zij dezelfde Vader hebben in Christus. Het huidige Israël is dus niet onze grote broer. Ds. Henk poot van ‘Christenen voor Israël’ betoogt op cvandaag.nl van 23-04-2024:

‘Waarom steunen wij de Joden in het hart van Israël? Omdat we hen niet alleen laten staan. We keren hen onze rug niet toe. Te lang en te veel hebben wij de zusters en broeders van de Koning der Joden verraden of ons in een woordeloos stilzwijgen gehuld’.

Zijn ongelovige Joden de ‘zusters en broeders’ van de Koning? Heeft Jezus niet Zelf gezegd: ‘want wie de wil van God doet, die is mijn broeder en zuster en moeder’ (Mark.3:35)? De ongelovige Joden zijn ‘in het vlees’, in ongeloof, vertrouwend op hun ‘Iron Dome’, militaire macht en de USA en kunnen God niet behagen (Rom.8:8). Hoewel God dit volk bewaart, heeft Hij momenteel geen openlijke verbinding met hen. Waarom zien zo weinig goedbedoelende christenen dit niet?

Vanuit het profetische woord weten wij dat zij straks een verbond zullen aangaan met de dood (Jes.28:15,18), het herstelde Romeinse rijk, het beest uit de zee om hen te beschermen tegen de aanval van de Islamitische alliantie (Assyrië met negen bondgenoten, Ps.83) met daarachter Gog, dat is Rusland. Deze ‘listige’ aanval (zie boven dit artikel) zal in de eindtijd gebeuren. Ook zullen zij de antichrist, het beest uit de zee, de valse profeet aannemen als hun koning (Op.13:11; 19:20; Joh.5:43). Nagenoeg alle oordeelsprofetieën staan in verbinding met de ‘dag van de Heer’ wanneer Christus zal oordelen en ook de Assyriërs die Hij daarvoor zal gebruiken als een ‘roede van Mijn toorn’ (Jes.10:5)’. In die tijd van grote verdrukking (Mat.24:21) zal een overblijfsel behouden worden, één derde deel van Israël.

Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee [derde] ervan uitgeroeid zal worden [en] de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven. Ik zal dat derde [deel] in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God. Zach.13:8-9

Dit zal straks gebeuren, in de grote verdrukking als de gemeente niet meer op aarde is. Het heeft dus geen zin om in onze tijd te bidden voor de vrede van Jeruzalem of om allerlei Psalmen te gaan toepassen op onze tijd die profetisch spreken over dit toekomstige herstel van Israël. Hun vrede komt pas als zij de Heer Jezus zullen zien die zij doorstoken hebben (Zach.12:10; Op.1:7). Iedere poging van de wereld om in het Midden-Oosten vrede te bewerken zal dan ook mislukken.

Wat is dan wel ‘waardig onze roeping’? Kijk naar Paulus. Hij legde een grote liefde aan de dag voor zijn ‘broeders’ en ‘verwanten naar het vlees’ (Rom.9:3). Hij was immers zelf een Israëliet. Zijn liefde voor dit volk heeft hem zelfs zover gebracht, dat hij een gelofte deed en van plan was een letterlijk offer te brengen (Hand.21:25-30). Het lijkt erop dat Paulus hier zijn hemelse roeping opgaf want de aardse, zichtbare offerdienst geldt niet meer voor een christen. Het betekende in elk geval het einde van zijn openbare dienst. Dat God zijn gevangenschap heeft gebruikt om hem enkele brieven te laten schrijven over de hemelse positie van de gemeente (Ef.3:1-9), maakt weer duidelijk dat God alles tot Zijn eer gebruikt. Paulus, verbonden met de hemelse Heer schrijft over zijn gebed voor Israël in Rom.10:1:

Broeders, de wens van mijn hart en mijn gebed voor hen tot God is, dat zij behouden worden.

Hij schrijft in 1Kor.9:19-22 dat hij in hun gezelschap zich als een Jood gedroeg om ‘in elke geval enigen te behouden’. Niet het hele volk, maar ‘enigen’ worden in onze tijd behouden door het geloof in de Heer Jezus. Zij worden onderdeel van de gemeente, en van een ‘hemels burgerschap’ (Fil.3:20). Zij strijden niet voor aardse zaken, hangen geen aardse politiek aan en mengen zich niet in zaken die de aardse leiders bezighouden. Het koninkrijk dat zij dienen is immers niet van deze wereld (Joh.18:36). Hun wapens zijn dan ook geestelijk (2Kor.10:4), met geestelijke doelen als insteek. Zij bidden om leven, terwijl het huidige conflict vooral dood en verderf veroorzaakt. Een gewelddadig antwoord van Israël op de laffe aanval van Hamas is onderdeel van aardse politiek, los van God. Een christen ‘steunt’ dus niet dit huidige Israël. Hij/zij bidt voor het behoud van ‘enigen’ uit Israël, maar ook uit de Palestijnen opdat ook zij mogen worden toegevoegd aan dat hemelse volk waarin Christus leeft en God woont op de aarde (zie Gal.2:20; Ef.2:22).

Aanvulling 14-11-2023

Dit onderwerp brengt altijd veel emoties met zich mee. De verdeeldheid over de relatie christenen-Israël zal blijven bestaan tot aan de komst van de Heer. Ik kreeg dan ook enkele verontwaardigde reacties op bovenstaand artikel dat ook in het Bijbelstudieblad ‘Rechtstreeks’ was verschenen. Iemand schreef:

Ik zou nog vele teksten kunnen aanhalen die, ondanks het ongeloof van het volk Israël, dat God in genade met hen handelt. Ondanks het feit dat Israël zich zelfs bezighield met afgoden van de hen omringende volken handelt God, met dit uitverkoren volk, toch in genade!

Een korte aanvulling wil ik daarom nog toevoegen aan dit artikel. Dat God ‘in genade handelt’ met Israël is hetzelfde als zijn ‘in genade handelen’ met de hele mensheid. Dat God zijn beloften zal vervullen aan dit volk (en velen uit de volken zal behouden) is niet vanwege hen, maar vanwege zijn eigen barmhartigheid.

Zo ligt het dan niet aan hem die wil, ook niet aan hem die loopt, maar aan de Zich erbarmende God. Want de Schrift zegt tot Farao: ’Juist hiertoe heb Ik u doen opstaan, opdat Ik in u mijn macht betoon en opdat mijn naam verkondigd wordt op de hele aarde’. Daarom dan, Hij erbarmt Zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil. Rom.9:16-18

We lezen heel duidelijk in Rom.11:25 dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan’. Wie oproept om de kant van Israël te kiezen kent de positie van het huidige Israël niet. Pas als de gemeente is opgenomen, de ‘volheid van de volken is ingegaan’ zal de HEERE God zijn beloften aan heel het volk Israël vervullen, niet eerder. Sommige predikers wijzen op het feit dat Israël ‘Gods oogappel’ is (Zach.2:8). Maar het woord van God leert ons: Want niet allen zijn Israël die uit Israël zijn; (Rom.9:6). Gods oogappel is het huidige ‘het Israël van God’ (Gal.6:16) en het overblijfsel van de toekomst, niet het huidige volk in ongeloof. Mij werd ook verweten ‘geen liefde voor Israël’ in mijn artikelen te tonen. Toch meen ik genoeg te hebben aangetoond dat onze liefde voor de Joden wordt getoond in ons gebed voor hun behoud en niet voor hun huidige overwinningen.