Er is geen mooier en kostbaarder onderwerp dan dat van de heerlijkheid van de Vader. Het is dan ook erg belangrijk om als gelovigen te overdenken wat ermee bedoeld wordt en hoe wij kunnen bijdragen aan het verspreiden van deze heerlijkheid. Aangezien het in onze tijd veelvuldig gaat over onszelf en onze geestelijke behoeften, is het des te harder nodig om deze schatkamers van Gods woord te bewonderen en uit te dragen. Het woord ‘heerlijkheid’ betekent de innerlijke voortreffelijkheden van een persoon, in dit geval dus van God de Vader. De Heer Jezus kwam in deze wereld, was van de Vader uitgegaan (Joh16:28) en heeft tijdens zijn leven altijd de heerlijkheid van de Vader gezocht en nooit zijn eigen heerlijkheid.

Wie vanuit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen heerlijkheid; maar wie de heerlijkheid zoekt van hem die hem heeft gezonden, die is waarachtig en er is geen ongerechtigheid in hem. Joh7:18

De natuurlijke mens spreekt vanuit zichzelf, zoekt eigen eer. De mens zonder God richt altijd de aandacht op zichzelf, verheerlijkt zichzelf en zoekt zijn eigen eer. De Zoon zocht altijd de heerlijkheid van de Vader. De mens heeft God onteerd op deze aarde, maar de Zoon heeft de Vader verheerlijkt. Vlak voor zijn lijden zei Hij niet: ‘Redt Mij uit dit uur’, zoals de mens wel zou doen, maar Hij zei: ‘Vader, verheerlijk uw naam’, Joh12:27. Alles wat de Zoon deed of zei was tot heerlijkheid van de Vader, opdat diens heerlijkheid gezien zou worden. Deze heerlijkheid is zijn liefde voor de wereld (Joh3:16), de bijzondere genade voor de zijnen (Joh17:6), zijn raad t.o.v. zijn Zoon (Ef1:10) en het eeuwige leven dat bij de Vader was (1Joh1:2), waardoor zij die door de Vader aan de Zoon gegeven zijn zowel de Vader als de Zoon mogen kennen (Joh17:3). Doordat de Zoon altijd deed wat de Vader welbehaaglijk was (Joh8:29), heeft Hij Hem volmaakt en volkomen verheerlijkt.

Ik heb U verheerlijkt op de aarde, terwijl Ik het werk heb voleindigd dat U Mij te doen hebt gegeven. Joh17:4

Het leven en ook het sterven van de Zoon was tot de verheerlijking van de Vader. De Heer Jezus stierf niet in de eerste plaats op het kruis voor onze zonden, maar om de Vader te verheerlijken als het volmaakte brandoffer, ‘als een offerande en een slachtoffer voor God tot een lieflijke reuk’ (Ef5:2). Het was het volbrengen van de wil van de Vader, van zijn raad en voornemen dat Christus naar het kruis leidde.

Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven afleg, opdat Ik het weer neem. Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af; Ik heb macht het af te leggen en heb macht het weer te nemen. Dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen. Joh10:17-18

Als Jezus terugkomt zal Hij dan ook komen in de heerlijkheid van de Vader. Doordat alles aan Hem onderworpen wordt zal de Vader heerlijkheid ontvangen.

Want de Zoon des mensen staat te komen in de heerlijkheid van zijn Vader met zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn doen. Mat16:27

Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet die Hem heeft gezonden. Joh5:22-23

Doelend op zijn opstanding zei Jezus: Ik heb hem verheerlijkt én Ik zal hem opnieuw verheerlijken’. Joh12:28. Dat er een mens uit de doden opstond was tot eer van de Vader want de dood kon Deze niet vasthouden die Hem had verheerlijkt tijdens diens leven. De heerlijkheid van de Vader is dus in Jezus’ lijden, sterven en opstanding volkomen openbaar geworden en zal bij diens komst ook gezien worden. Daar waar de zonde Hem had onteerd is de Zoon gekomen ‘in een gedaante gelijk aan het vlees van de zonde en voor de zonde’ (Rom8:3). ‘Uiterlijk als een mens bevonden’ (Fil2:8), maar juist geheel zonder zonde en in alles gehoorzaam aan de Vader heeft Hij de Vader verheerlijkt. ‘God is in Hem verheerlijkt’ zegt Hij daarom in Joh13:31. Daarom werd Hij ook opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, Rom6:4. Bovendien heeft de Heer Jezus in zijn sterven en opstanding ook de naam van de Vader bekend gemaakt.

En Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en zal die bekend maken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is en ik in hen. Joh17:26

Doordat Jezus stierf op het kruis en opstond uit de dood heeft Hij de wil van de Vader uitgevoerd die inhoudt dat er een gezelschap mensen aan de Zoon gegeven is dat volkomen geschikt gemaakt is om te wonen in hetzelfde huis als waar de Vader en de Zoon wonen. Dit is het huis van de Vader met zijn vele woningen. Dit is duizelingwekkend, maar waar. De gemeente van God is straks in het huis van de Vader, waar de Vader en de Zoon van eeuwigheid af zijn omdat de Zoon hun een plaats heeft bereid (Joh14:2-3). Zij die van de Vader aan Hem gegeven zijn, zal Hij volmaakt in het huis van de Vader brengen. Er zullen mensen zijn in het huis waar alleen de Vader en de Zoon wonen. Dit is niet hetzelfde als de hemel, met zijn serafs, cherubs en engelen, maar de intieme woning van de Vader en de Zoon, hun ‘privé-vertrek’. Toen de Heer Jezus was verheerlijkt zond Hij de Geest die ons zal leiden in de ‘volle waarheid’ (Joh16:13) van alle gevolgen van zijn kruiswerk en dus van de heerlijkheid van de Vader. Deze ‘heerlijkheid van de genade’ van de Vader wordt beschreven in Ef1:5-6

…terwijl Hij ons tevoren door Jezus Christus tot het zoonschap voor Zichzelf bestemd heeft, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof en heerlijkheid van zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.

Het wezen, het karakter van God de Vader is openbaar geworden in de ‘heerlijkheid van zijn genade’. Omdat de Zoon de Vader op het kruis heeft verheerlijkt is het mogelijk geworden dat wij die geloven ‘aangenaam’ of ‘begenadigd’ zijn voor Hem ‘in de Geliefde’. Dit verlangen om mensen te hebben die in het huis van de Vader zullen zijn, deelgenoten van het eeuwige leven, geroepen tot het zoonschap is ‘voor Zichzelf’, naar het welbehagen, de vreugde van Zichzelf. Zij zijn niet alleen vergeven en verlost (Ef1:7 ‘naar de rijkdom van zijn genade’), maar in de Geliefde Zoon:

even aangenaam, even rein, even onberispelijk en even vertrouwd met Hemzelf gemaakt als de mensgeworden Zoon. De liefdesgave van de Vader aan de Zoon (Joh17:24) is het gezelschap van de gemeente dat voor eeuwig volmaakt voor Hem zal zijn in liefde (Ef1:4-5) samen met de Zoon verblijvend in het huis van de Vader. De gemeente is bestemd om als de volheid van Hem, zijn lichaam voor eeuwig de rijkdom en heerlijkheid van de genade van de Vader in het universum uit te dragen.

Laat dit even tot u doordringen! Daar waar Israël is geroepen om op aarde heerlijkheid te openbaren in de verbinding met haar Messias, is de gemeente bestemd om een eeuwige, hemelse heerlijkheid te weerspiegelen en dat in het hele universum. Waar velen niet eens tot geloofszekerheid komen vandaag de dag, is er een heerlijkheid van genade beschikbaar voor iedere gelovige die vertrouwt op wat er geschreven staat in het woord van God. Paulus noemt Hem daarom de Vader van de heerlijkheid in Ef1:17, want Hij is de ‘Ontwerper’ van deze zegeningen, de Vader ervan, deze raad die Hij namelijk ‘in Zichzelf’ heeft voorgenomen (Ef1:9; 3:11) en ‘de diepten van God’ vormen (1Kor2:10). Het is:

De hoop van zijn roeping, de heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen en de uitnemende grootte van zijn kracht jegens ons die geloven, Ef1:18-19

De gemeente is daarmee hét gezelschap en hét middel waardoor de heerlijkheid van de Vader openbaar is geworden. Voorgenomen in goddelijke wijsheid, verzekerd in goddelijke liefde, gevormd in goddelijke kracht en bestemd tot eeuwig monument van goddelijke heerlijkheid. Nu behoren wij vervuld te zijn, niet van deze zegeningen op zichzelf, maar van de God en Vader van onze Heer Jezus in Wie deze dingen zijn voorgenomen en mogelijk zijn geworden. Daarom bidt Paulus dat wij een ‘geest van wijsheid en openbaring’ ontvangen in de kennis van Hem’ (Ef1:17). Er zal dan ook in onze levens gezocht worden naar de heerlijkheid van de Vader, dat kan niet anders. Deze heerlijkheid is in de eer van de Zoon. Als wij hier leven tot eer van de Zoon, zoals de Zoon dit deed tot eer van de Vader, wordt de Vader in ons verheerlijkt

En alles wat u zult bidden in mijn naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt wordt. Joh14:13

Wat is het doel van onze gebeden? Willen we onze eigen hartstochten en verlangens zoeken (Jak4:3) of zoeken we de eer van de Zoon? Als dit laatste het geval is zal er veel vrucht zijn.

Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, als u veel vrucht draagt, en u zult Mijn discipelen zijn, Joh15:8

De voorwaarde hiervoor is het blijven in Hem, in de Zoon (Joh15:4-5). Hiervoor is het nodig eerst het kruis te kennen, vandaar de brief aan de Romeinen. Zo in de Zoon blijven heeft als resultaat veel vrucht dragen tot heerlijkheid van de Vader. Deze vrucht is het beeld van de Zoon, de vrucht van de Geest (Gal5:22) die langzaam in ons gevormd wordt. Als ons hart is vervuld van de heerlijkheid van de Zoon, dan zal er steeds meer vrucht zijn. Daarom bidt Paulus ook nog dat God de Vader ons die heerlijkheid laat zien door zijn Geest.

Om deze oorzaak buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heer Jezus Christus, naar Wie elke familie in hemelen en op aarde wordt genoemd, opdat Hij naar de rijkdom van zijn heerlijkheid u geeft door zijn Geest met kracht gesterkt te worden naar de innerlijke mens… Ef3:14-16

Paulus spreekt hier over de ‘rijkdom van zijn heerlijkheid’. Deze norm, dit uitgangspunt van heerlijkheid van de Vader is om ons innerlijk te sterken (dus geen uiterlijke kracht). Het doel is dat ‘Christus door het geloof in uw harten woont’ (Ef3:17) opdat wij begrijpen welke rijkdom er in de verborgenheid is, de breedte, lengte, hoogte en diepte van dat wat de Vader vanuit zijn heerlijkheid heeft bestemd voor ons. Zo worden wij vervuld tot de hele volheid van God (Ef3:19). De heerlijkheid van de Vader is in de onnaspeurlijke rijkdom van Christus (Ef3:8), waardoor wij de heerlijkheid leren kennen van de drie-ene God, de Vader in Wie dit alles is voorgenomen, de Zoon die dit heeft uitgevoerd en de Geest die ons deze dingen openbaart via het woord van God (zie 1Kor2:12).

De wereld kent niets van dit alles en zal veroordeeld worden doordat zij haar eigen heerlijkheid zoekt. Zij zal de mens van de zonde die zichzelf vertoont hij God is, vereren (2Thes2:3). Wij daarentegen zijn geroepen en bestemd om het beeld van de Zoon te vertonen tot eer en heerlijkheid van de Vader. De wereld gaat voorbij en haar begeren, de heerlijkheid van de Vader zal in eeuwigheid blijven, juist ook in de gemeente ‘in Christus’. Straks zal bovendien de gemeente ingaan in de heerlijkheid van het huis van de Vader, een geweldige hoop. Dan zal de rijkdom van Gods heerlijkheid voor eeuwig zichtbaar zijn in dit gezelschap dat daar mag zijn waar tot dan toe alleen goddelijke Personen wonen.

Onze God en Vader, wie de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid, amen. Gal1:5

Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus, tot in alle geslachten van alle eeuwigheid! Amen. Ef3:21

Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid, amen. Fil4:20