Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld. De volgende vragen hebben verband met deze kwestie en iemand stelde mij deze:

‘Moeten wij ons nog bezig houden met wonderen, tekenen, genezingen enz., en welke geest is er op dit moment werkzaam, is dit de Heilige Geest of is het de geest van de duisternis? Waarom ik u deze vraag stel is, in juni is er een bijeenkomst gepland in Amsterdam in Olympisch Stadion waar ook mensen zijn die de NAR New Apostolisch Reformation aanhangen en deze leer meer voet aan de vast grond willen krijgen in Nederland. Wat vindt u daarvan?’

Het lijkt mij daarom goed hier een artikel aan te wijden. Gezien de brede verspreiding van dit soort leringen in ons land zijn er steeds meer christenen die met deze vraag zitten. Het vergt dan ook wat ruimte om deze vraag goed te beantwoorden.

De leer dat er vandaag ook nog apostelen en profeten zijn zoals die er waren ten tijde van het Nieuwe Testament is niet nieuw. Het behoort meestal tot de vaste leringen van de charismatische beweging die al sinds de jaren 60 in Nederland vaste grond heeft gekregen. In veel gemeenten zijn charismatische leringen binnengedrongen. Onderling kan er verschil zijn in de opvatting over de huidige apostelen en profeten, maar steeds vaker zien we dat er nadruk wordt gelegd op zichtbare zaken zoals genezingen, tekenen en wonderen. Mannen die beweren apostelen of profeten te zijn staan steeds weer op. Laten we daarom eens kijken wat de Bijbel ons leert over apostelen en profeten.

Het woord ‘apostel’ betekent ‘gezondene’, ‘gezant’. De Heer Jezus koos er twaalf uit die Hij bekleedde met een speciaal gezag ‘over onreine geesten om ze uit te drijven en om elke ziekte en kwaal te genezen’(Mat.10:1). Onder hen bevond zich echter ook Judas, die een ‘duivel’ bleek te zijn (Joh.6:70). Het verrichten van tekenen en wonderen zegt dus niet iets over de persoon die deze verricht (zie ook Mat.7:22). In Handelingen 1 lezen we daarom dat Matthias zijn plaats innam om zo het getal van de twaalf weer volledig te maken. De Bijbel spreekt over ‘de twaalf’ (1Kor.15:5). Zij zijn ooggetuigen geweest van het leven, sterven en de opstanding van de Heer Jezus (Joh.15:27; Hand.5:32) en waren vanaf het begin van zijn aardse bediening bij Hem (Hand.1:21). Een apostel is dus iemand die de Heer lijfelijk heeft gezien (1Kor.9:1). Vandaag is er niemand, wat men ook beweert, die de Heer Jezus lijfelijk heeft gezien. Het woord van God zegt namelijk ‘Hoewel u Hem niet ziet’ (1Pet.1:8). Sommigen ‘zien’ de Heer in een droom of visioen (denk aan de vele Moslims die op deze wijze tot bekering worden geleid), maar dat is toch niet hetzelfde als de Heer werkelijk, lijfelijk aanschouwen.

Paulus is een bijzondere apostel, omdat hij de verheerlijkte Heer heeft gezien (Hand.26:16) en hierdoor een bijzonder element van het evangelie heeft toegevoegd, het hemelse. Alleen hij was aangesteld om ‘de verborgenheid’, de eenheid van de gelovigen met het Hoofd in de hemel, te verkondigen (zie Ef.3:2-8). Hij stelt zichzelf op één lijn met de twaalf die hij in Gal.1:17 noemt als ‘hen die vóór mij apostelen waren’.

Deze apostelen hebben het fundament gelegd van de gemeente van God (Ef.2:20; zie ook Op.21:14) doordat zij met tekenen en wonderen het woord van God bevestigde dat uitging om ieder te roepen tot het evangelie van de genade van God (Mark.16:20; Heb.2:4). De Heer heeft hen uitgezonden (Hand.1:8). Zij verrichten deze tekenen en wonderen om dit woord van de behoudenis te bevestigen als waarachtig van God afkomstig. Daarom schrijft Paulus:

De tekenen van de apostel zijn onder u met alle volharding verricht, door tekenen, wonderen en krachten. 2 Korinthiërs 12:12

Niemand anders dan de apostelen hebben het fundament gelegd van de gemeente. Niemand anders dan de apostelen verrichtten tekenen en wonderen zoals in de Bijbel beschreven. Niemand anders dan de apostelen hebben de Heer Jezus lijfelijk gezien. Dit alles is tweeduizend jaar geleden gebeurd toen het fundament van de gemeente van God werd gelegd en vele anderen hebben er al die eeuwen op gebouwd (zie 1Kor.3:10-12). Niemand dan de apostelen verrichten de ‘tekenen van een apostel’, anders zou de bovenstaande opmerking van Paulus geen nut hebben. Buiten hem en de twaalf worden ook Barnabas, Silvánus en Timotheüs apostelen genoemd (Hand.14:14; 1Thes.2:6). Zij waren als medewerkers van Paulus ‘gezonden’ door de Heilige Geest (Hand.13:2-3). Toch staan zij niet op hetzelfde ‘niveau’ als de twaalf en Paulus die het gezag van de verhoogde Heer uitoefenden in leer en vermaning en vertroosting. Wat hij schreef waren de ‘bevelen’ van de Heer Jezus (1Thes.4:2) en ‘het gebod van de Heer’ (1Kor.14:35). De ‘leer van de apostelen’ (Hand.2:42) was bekleed met ‘apostolisch’ gezag, onfeilbaar en direct van de Heer afkomstig. Het was het ‘Gods woord’ (1Thes.2:13).

Velen hebben zich vanaf het begin steeds weer opgeworpen als apostelen, ook in de tijd van Paulus al. Zij claimden gezag dat zij in werkelijkheid niet hadden. Hij noemt hen daarom ‘valse apostelen’ en ‘bedrieglijke arbeiders’ (2Kor.11:13), die in dienst staan van satan (zie vers 15), die zich voordoet als een engel van het licht (2Kor11:14). Zij die zich vandaag apostelen noemen en beweren dezelfde tekenen en wonderen te verrichten bedriegen zichzelf en hun toehoorders. Ze claimen een gezag te bezitten dat ze niet hebben ontvangen. Ik meen dat sommigen van hen onwetend zijn en sommigen bewuste misleiders (2Tim.3:13). Uit welke bron hun zogenaamde tekenen komen wordt door Paulus zelf beantwoord als hij schrijft:

Maar ik vrees dat wellicht, zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, uw gedachten bedorven en afgeweken zijn van de eenvoudigheid en de reinheid jegens Christus. 2 Korinthiërs 11:3

Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er veel bedrog en zelfsuggestie is in de zogenaamde tekenen en wonderen. Satan is immers ook de vader van de leugen (Joh.8:44). Soms kan er ook sprake zijn van duivelse imitatie zoals ten tijde van de tovenaars van Egypte (Ex.7:11-12, 22; 8:7,19; 9:11). Wees op uw hoede en toets alles aan Gods woord, de Bijbel.

Samengevat is een apostel:

  1. Een ooggetuige van de Heer Jezus geweest.
  2. Een gezondene die bijzondere tekenen en wonderen verrichtte
  3. Iemand die, samen met de andere apostelen het fundament heeft gelegd van de gemeente
  4. Iemand die met absoluut onfeilbaar gezag spreekt, vandaag via de brieven van het Nieuwe Testament (zie onder)

Net zoals de apostelen waren profeten nodig om in de begintijd van de gemeente gezaghebbend te spreken tot de (jonge) gemeenten. Het volledige woord van God, zoals wij dat nu hebben, bestond nog niet. Daarom waren er profeten die de gemeente versterken.

En Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, vertroostten de broeders met vele woorden en versterkten hen. Handelingen 15:32

Zij verkondigden ook nieuwe openbaringen (1Kor.14:6). Vandaag zijn dergelijke profeten er niet meer want nieuwe openbaringen zijn er niet meer sinds wij het complete woord van God bezitten. Wel kan een gelovige de gave van profetie ontvangen hebben om tot de gemeente te spreken tot opbouwing, vermaning en vertroosting (1Kor.14:3). Mijns inziens gaat dit in onze tijd altijd vanuit het geschreven woord, want dit is waardoor God nog steeds spreekt. Iemand die vandaag beweert een profeet te zijn om zo zijn woorden goddelijke autoriteit aan te matigen, moeten wij verwerpen. Een woord dat wordt gesproken door een broeder behoort altijd beoordeeld te worden door de rest (1Kor.14:29; 1Thes.5:19-20).

Een veel gebruikte tekst door de aanhangers van de leer dat er vandaag nog apostelen en profeten zijn is Efeziërs 4:11. Daar staat:

En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, anderen als herders en leraars,

Men beweert dan dat de Heer ook vandaag in de gemeenten nog apostelen en profeten geeft. Dit is niet wat de Bijbel leert. Allereerst is het aanwezig zijn van apostelen en profeten niet een soort ‘automatisme’ voor de plaatselijke gemeente. Zij die dit niet goed verstaan spreken over de ‘vijfvoudige bediening’ voor iedere gemeente, alsof in iedere gemeente er apostelen, profeten, evangelisten, leraars en herders moeten zijn. Paulus spreekt echter over de universele gemeente, het lichaam van Christus zoals dat vorm krijgt in de loop van de tijd (zie Ef.4:15-16). Het doel is om de heiligen te volmaken totdat zij allen komen tot de kennis van de Zoon van God (Ef.4:12-13). Hiervoor hebben wij de apostolische en profetische Schriften zodat de apostelen en profeten nog steeds met gezag tot ons via het geschreven woord spreken (zie Rom.16:26!). De evangelisten, leraars en herders zijn er nog wel om ons via dit woord van God ‘te volmaken’. In onze tijd, waar er steeds meer misleiding is, hebben wij genoeg aan het woord van God (2Tim.3:16-17).

Er zijn dus vandaag geen apostelen of profeten meer. In sommige kringen wordt echter ook (ten onrechte) veel aandacht besteed aan ‘leiderschap’. Men noemt zichzelf zonder enige schroom een ‘leider’, ‘voorganger’ of ‘pastor’. Ook dit is niet naar de Schrift, want gezag van God wordt nooit op deze manier door een broeder zelf ‘geclaimd’, maar door anderen erkend. De geestelijke broeder zal nooit de aandacht op zichzelf richten door dit soort titels op zichzelf te betrekken. Zie hier mijn artikel over hoe de Heer het gezag via broeders in de gemeente heeft bedoeld. De ongezonde hang naar leiderschap, wonderen, tekenen en allerlei uiterlijke zaken die een ‘bewijs’ zouden zijn van het koninkrijk van God vandaag vormen een voedingsbodem voor de leer dat er vandaag nog apostelen en profeten zouden zijn.

Straks zal er een mens komen, die ‘de wetteloze’ (2Thes.2:8) wordt genoemd die met bedrieglijke tekenen en wonderen velen zal misleiden (2Thes.2:9-10). In onze tijd van geestelijk verval komt alles aan op geloof en kennis van het woord van God. Daarom, laat je niet misleiden. Keer je af van hen die van zichzelf beweren dat wat ze niet zijn en richt je oog op de Heer Jezus. Luister naar hen die Hem verkondigen, over Hem leren in alle nederigheid en zachtmoedigheid en die hierdoor het geloof versterken in plaats van onze aandacht te richten op de zichtbare dingen of op mensen.

…daar wij ons oog niet richten op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig. 2 Korinthiërs 4:18