Wij, gelovigen in de Heer Jezus zijn onvoorstelbaar rijk. De rijkdom van het christendom is namelijk vrijheid, vrede en vrucht. De Schrift zegt:

Waar nu de Geest van de Heer is, is vrijheid. 2Kor.3:17

Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Gal.5:1

Deze rijkdommen zijn in zichzelf niet onze focus, maar de Persoon die ze heeft gegeven, God de Vader. De wereld kent deze dingen niet, want zij kent God niet. Toch kennen ook veel christenen deze rijkdom helaas niet, ze worstelen hierdoor onnodig met zichzelf. Ze zijn voortdurend bezig met hun teleurstellingen die ontstaan door hun tekortkomingen in het geestelijke leven. Alles draait om henzelf. Ze zijn niet werkelijk vrij want hun blijdschap hangt af van henzelf. Hun ogen zijn verblind voor wie de Vader werkelijk is door de vele misleidingen. Deze hebben ten diepste twee varianten. Of men is misleid door de ‘leraars van de wet’ die prestaties eisen voordat de zegen gekend kan worden, of men is bezig om te zoeken naar ervaringen. De kern van alle zegen wordt hierdoor gemist: de kennis van God. Ware vrijheid is helemaal loskomen van je eigen tekortkomingen en teleurstellingen door gericht te zijn op de persoon van de Heer Jezus in wie de Vader gekend wordt. In Christus hebben we de Vader leren kennen die vóór ons is, niet tegen ons. Gericht zijn op Hem is niet meer met onszelf bezig zijn, wat we presteren, waar we in falen of wat we ervaren. Laten we daarom eens de diepte van zijn liefde proberen te peilen; de diepte van zijn Persoon.

Hiervoor is ons natuurlijke verstand ontoereikend. Het moet verlicht worden door de Heilige Geest. Alleen deze rijkdom van de liefde van de Vader, gekend door het verlichte hart (Ef.1:18), geeft kracht om te Hem te gehoorzamen en geeft rust in alle omstandigheden. Door de gemeenschap met de Vader en met de Zoon is er ‘volkomen blijdschap’ (1Joh.1:4). Er zal dan ook onvermijdelijk vrucht zijn, een leven dat wordt gekenmerkt door gerechtigheid, waarheid en liefde.

Satan is echter vanaf het begin bezig de mens weg te houden bij de ware openbaring van wie God is. We zien dit in Genesis 2 en 3. God gaf het eerste mensenpaar een volmaakte hof, de hof van Eden. Deze eerste schepping die voor en door Christus is (Kol.1:16); spreekt in type van Hem. God schiep de wereld door en voor de Zoon. Vers 12 van Genesis 2 spreekt van goud (beeld van de heerlijkheid van zijn eeuwige goddelijkheid), balsemhars (het manna zie Num.11:7) en onyx (onderdeel van het borstschild van de hogepriester, zie Ex.28:20). De rivier die in de hof ontspringt en zich in vier rivieren vertakt (Gen.2:10) spreekt van de Heilige Geest die wil dat Christus alles is op aarde (de vier hoeken van de aarde), geëerd als de eeuwige Zoon, ‘gegeten’ door zijn volk en gezien als de grote Hogepriester die ons aan zijn hart bewaart. God wilde als het ware dat de mens net zo kon genieten van zijn Zoon als Hij zelf. Daarom plaatste Hij Adam en Eva in de hof van Eden in de zegen van wat van de Zoon spreekt.

Maar de satan zaait twijfel in het hart van de mens over wie Hij is. Zijn eerste zin in de Bijbel is:

Is het echt zo dat God gezegd heeft? Gen.3:1

Hij zegt eigenlijk: ‘De zegen is toch eigenlijk te groot’, ‘God heeft gelogen over Zichzelf’ waardoor Eva twijfelt aan wie God is. De slang stelt God voor als Degene die haar verbiedt van alle bomen te eten. Eva weet wel dat dit niet klopt, maar in haar antwoord aan de slang zegt ze dat ze de boom van de kennis van goed en kwaad ook niet mocht aanraken (Gen.3:3.). Dit had God nooit gezegd dus ook in haar hart verkleint ze de goedheid van God. Zo zijn er vele christenen die nooit komen tot de ware goedheid van de Vader. Eva kiest dan voor de boom van de kennis van goed en kwaad waardoor ze haar geluk, de zegen in zichzelf zoekt, in haar eigen percepties van de waarheid. Zo is het vandaag ook, waardoor velen struikelen door in zichzelf te zoeken naar bevestiging en aanvaarding.

Maar ik vrees dat wellicht, zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, uw gedachten bedorven en afgeweken zijn van de eenvoudigheid en de reinheid jegens Christus. 2Kor.11:3

De slang is nog steeds bezig leugens te verspreiden. Wat heeft God gezegd over zijn liefde? Wat leert de Bijbel? Laten we eens goed lezen wat er staat geschreven.

Hierin is de liefde van God ten aanzien van ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij zouden leven door Hem. 1Joh.4:9

De eeuwige Vader zond de eeuwige Zoon in een duistere wereld. De Geliefde werd door de Vader vrijwillig gezonden omdat de Vader wilde dat de mens zou leven en zou kennen wat het eeuwige leven is.

Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als zoenoffer voor onze zonden. 1Joh.4:10

Zie ook vers14; dat de Vader de Zoon heeft gezonden als Heiland van de wereld.

Als we zien wat dit echt betekent, gaan we diep onder de indruk komen van de liefde van de Vader. We moeten hiervoor goed begrijpen wat de uitdrukking ‘Zoon’ in deze teksten betekent.

In het begin was het Woord, en het woord was bij God en het woord was God, Joh.1:1

Het ‘Woord’ is de Zoon die de ware uitdrukking is van de Vader. Dit niet pas als mens, maar van eeuwigheid af. De Zoon was namelijk van eeuwigheid af bij God en is zelf eeuwig God de Zoon.

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard. Joh.1:18

De Zoon was onafgebroken in de schoot, de boezem van de Vader van eeuwigheid af. Dit was de ‘schuilplaats van de liefde’ voor Hem. Het eeuwige leven, dat bij de Vader was en ons geopenbaard is. 1Joh.1:2. Hij heeft ons de Vader bekend gemaakt, ‘verklaard’. Niemand dan Hij die in diens schoot is, kon dit werkelijk doen. Hierover schrijft Johannes:

En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is. 1Joh.1:5

De Heer Jezus toonde op aarde in alles dat Hij geen enkele verbinding had met de duisternis zoals Hij dat ook nooit in de eeuwigheid kende. Binnen de godheid was er naast het licht ook de eeuwige liefde tussen de Vader en de Zoon. Deze liefde gaat zo ver dat het buiten ons vermogen ligt om het werkelijk te bevatten. We kunnen het enigszins begrijpen en ook hierin groeien maar de diepte ervan is ondoorgrondelijk.

Deze onderlinge liefde tussen goddelijke personen is het prototype van alle andere liefde die er bestaat. Geliefden, laten wij liefhebben, want de liefde is uit God. 1Joh.4:7. Laten we deze liefde dan goed leren begrijpen. Wat betekent de Zoon voor de Vader? In spreuken 8:30 lezen we hierover: …was Ik bij Hem, Zijn lievelingskind, Ik was dag aan dag Zijn bron van blijdschap, te allen tijde spelend van Zijn aangezicht.

Deze Zoon, die eeuwig de liefde en vreugde van de Vader was en is, werd door Hem gezonden in een duistere wereld. De liefde is hierin, dat deze Zoon, de Geliefde door de Vader werd gezonden als een zoenoffer voor onze zonden. De Vader wist dat zijn geliefde Zoon zou worden gehaat en gedood en toch zond Hij Hem. ‘Zo gingen zij beiden samen’ (Gen.22:6).

Wat zullen wij dan hierop zeggen? Als God voor ons is, wie zou tegen ons zijn? Hoe zal Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Rom.8:31-32

Deze liefde verliest zijn heerlijkheid als het Zoonschap van Christus in twijfel wordt getrokken. Daarom: Wie in de leer (van Christus) blijft, die heeft zowel de vader als de Zoon. 2Joh:9b. Groeien in de liefde is groeien in de kennis van de Vader en de Zoon. Maar hoe vaak staan onze eigen levens ons niet voor ogen i.p.v. deze hemelse zaken?

God heeft een volkomen welbehagen in Hem gedurende de hele weg van eeuwigheid tot eeuwigheid. Gods blijdschap in Hem werd geen ogenblik verminderd. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen is. 1Joh.1:4

Onze gemeenschap met God de Vader wordt beïnvloed door ons besef van de Zoon, de liefde in Hem openbaar geworden, opdat wij zouden leven door Hem, 1Joh.4:9. Onze levens worden alleen beïnvloed als we in onze harten vol worden van de liefde van de Vader door de kennis van de Zoon. We zien hierin drie verschillende fasen in de geestelijke groei. Johannes schrijft namelijk over ‘vaders’, ‘jongelingen’ en ‘kinderen’.

A: Ik schrijf u, vaders, omdat u Hem kent die van het begin af is. 1Joh.2:13a-14a. De ‘vaders’ blijven in de leer van Christus en hebben zowel de Vader als de Zoon. Zij hebben genoeg aan de Zoon, zoeken niet naar ervaringen en zijn niet bezig met zichzelf, hoeveel vrucht ze dragen of hoezeer ze tekort schieten. Hun harten zijn volkomen tevreden met de Zoon. Paulus noemt dit ‘volmaakt in Christus’ gesteld zijn (Kol.1:28). De levens van de ‘vaders’ (kunnen ook zusters zijn!), zijn voorbeelden voor de rest. Ze worden gekenmerkt door licht en liefde.

B: Ik schrijf u, jongelingen, omdat u de boze overwonnen hebt. 1Joh.2:13b

De ‘jongelingen’ hebben de boze overwonnen die de leer van Christus ontkent. Ze zijn niet meer vatbaar voor verkeerde leringen over de Heer Jezus, maar hebben vermaning nodig (vs14v.). De wereld is het grote gevaar voor de jongelingen. De satan gebruikt deze wereld om hen af te trekken van de kennis van de Zoon.

Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. 1Joh.2:15-16

C: Ik heb u geschreven, kinderen, omdat u de Vader kent. 1Joh.2:13c

De ‘kinderen’, de jonge gelovigen kennen de Vader, weten dat ze kinderen van God zijn, maar hebben nog niet de volle kennis van de Vader in de Zoon, vandaar de waarschuwing tegen de antichristen. Deze proberen hen een ‘andere Jezus’ voor te stellen (2Kor.11:4). De kinderen hebben weliswaar de zalving van de Heilige Geest (1Joh.2:27), waardoor ze deze antichristen ‘aanvoelen’, maar toch dienen ze waakzaam te blijven.

De eeuwige liefde tussen de Vader en de Zoon is als het ware de sfeer van het Vaderhuis, van de familie van God. Tot deze familie mogen wij als gelovigen nu behoren en het eeuwige leven kennen dat deze familie kenmerkt. Deze rijkdommen kennen zorgt voor rijke geestelijke levens. Helaas zijn onze harten maar weinig bezig met deze zaken en wordt er ook weinig over gepreekt en onderwezen.

Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkaar lief te hebben. 1Joh.4:11

Ziet welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, dat wij kinderen van God genoemd zouden worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet heeft gekend. 1Joh.3:1