De hoop van zijn roeping

Efeziërs 1:15-23

Vandaag zien we in de christenheid dat het zicht op de raad van God steeds meer en meer aan het verdwijnen is. Juist datgene waar Paulus voor bidt in dit gedeelte wordt vandaag de dag nauwelijks meer onderwezen. Steeds meer komt de mens en diens noden centraal te staan in de prediking en in de liederen. Men is wereldsgezind, richt gemeenten in naar wereldse methoden (‘laagdrempelig’, ‘aantrekkelijk’ voor de wereld), vraagt God om zaken die allang gegeven zijn (‘Maak mij rein voor u’) en is vooral bezig met eigen geluk en welbevinden (‘Jij bent uniek, God houdt van jou’). Daarom is het zo belangrijk om te begrijpen waarom Paulus dit gebed bidt voor de Efeziërs en wat dit inhoudt.

De Efeziërs kenden de juiste geestelijke gezindheid om dit waar Paulus voor bidt te gaan begrijpen. Ze waren ‘heiligen en getrouwen’ (vs1) en hadden geloof in de Heer Jezus en liefde tot alle heiligen’ (vs15). Daarom kan Paulus aan hen het onderwijs kwijt dat hij niet aan de Korinthiërs (vleselijk) of de Galaten (betoverd) kwijt kon. De vraag is waar dit onderwijs vandaag nog bodem vindt. Maar onderwijs alleen is niet genoeg, er moet in onze harten een geestelijk inzicht komen in deze dingen opdat onze levens veranderen en we ‘waardig onze roeping’ gaan leven (zie Ef4:1). Ons burgerschap (‘politiek’) is in de hemelen (Fp3:20) en niet hier op aarde. We zijn niet geroepen deze wereld te verbeteren maar om in deze wereld Christus te vertegenwoordigen.

Paulus dankt voor de genade die hij ziet in de Efeziërs en bidt dat er nog iets mag worden toegevoegd aan hun innerlijke (dus niet uiterlijk, zie vandaag de nadruk op genezing en welzijn) leven. Er staat: opdat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, Ef1:16. God heeft een heerlijkheid bewerkt die geheel overeenkomt met zijn wezen. In hoofdstuk 1:3-15 zien we welke heerlijkheid God heeft ‘bedacht’, in Zichzelf heeft voorgenomen (Ef1:9; 3:9,11). Deze heerlijkheid die ten diepste het wezen van God de Vader is, wordt straks publiekelijk zichtbaar in de hele schepping. Nu al mag de gemeente van God innerlijk van deze heerlijkheid genieten. Paulus bidt daarom dat deze Vader van de heerlijkheid aan de Efeziërs, en ons geeft:

  1. de geest van wijsheid en openbaring geeft in de kennis van Hem,
  2. verlichte ogen van uw hart,
  3. opdat u weet

Weten met de ogen van ons hart, het centrum van onze affecties is heel wat anders dan weten met ons verstand. Vandaag de dag ligt de nadruk enorm op het intellect bij Bijbelstudies, Bijbelscholen en theologische opleidingen, maar deze geven nooit inzicht in de ‘diepten van God’ (1Ko2:10) als er niet in de innerlijke mens, het hart, liefde is voor de Heer Jezus. De ‘kennis van Hem’, de God van de heerlijkheid, is het doel van dit gebed. We gaan Hem leren kennen als we gaan leren wat Hij van plan is! De volgende drie zaken moeten wij daarom ‘weten’:

  1. De hoop van zijn roeping: God heeft ons als Christus geschapen (zie Ef1:23; we zijn de volheid van Christus als gemeente) voor zijn heilig aangezicht (Ef1:4,6) tot een nieuwe schepping (2Ko5:17) om mét Christus in zijn huis te zijn voor eeuwig (Jh14:2-23), in relatie met Hemzelf tot zijn eigen vreugde (Ef1:5).
  1. De rijkdom van de heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen: De gemeente is geroepen om Christus in de hele schepping te vertegenwoordigen in de hemelen en op de aarde (Ef1:9-11) zodat alles daar straks weer beantwoordt aan Gods wezen. De hoop is hier de relatie met goddelijke personen op de plaats waar zij zijn, de erfenis is onder onze voeten op aarde en in de hemelen waarover we gesteld zullen worden.
  1. De uitnemende grootte van zijn kracht jegens ons: God heeft dit gedaan ondanks dat wij dood waren in zonden en vijanden van Hem (Ef2:1-3). Zijn kracht heeft ons met Christus doen levend worden en met Hem gezeten zijn in de hemelse gewesten (Ef2:6). Deze kracht is zichtbaar in de opwekking van de Heer Jezus en het op de hoogste plaats stellen van Hem (Ef1:20-21).

Wat doet dit met u? In welke mate beïnvloedt het ‘weten’ van deze dingen in uw hart uw leven, uw liederen en uw aanbidding van de Vader?