Het belang van het begrijpen wat de gemeente is

Het is erg belangrijk bij de studie van de Bijbel om een onderscheid te maken tussen de begrippen die de Bijbel gebruikt. Zo hoort het begrip ‘kind van God’ bij het begrip ‘lichaam van Christus’. Bij het begrip ‘koninkrijk van God’ hoort het begrip ‘discipelen’ of ‘leerlingen’. Een kind van God ben je of je bent het niet, maar er zijn wel ware en valse leerlingen van Christus. Zodra een mens zich christen noemt is hij een leerling. Er zijn veel mensen die ‘geloven’ in God en ‘iets’ hebben met Jezus. Ze zijn dan allemaal leerlingen of discipelen, zie hier. Toch maakt Jezus onderscheid. De ware leerlingen zijn namelijk gehoorzaam aan de geboden van de Meester omdat ze een intieme relatie met Hem hebben. Dit is wat Jezus bedoelde toen Hij zei:

Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde. Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde. Jh15:9,10

De ware discipel is tegelijk ook een kind van God. Hij behoort tot wat de Bijbel noemt: de gemeente van God of het lichaam van Christus. In dit artikel wil ik het hebben over de betekenis van het lichaam van Christus, zoals de gemeente van God door Paulus wordt genoemd (Ko1:18: En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente).

De gemeente is dat volk van God dat is eengemaakt met een verheerlijkt Mens in de hemel; Jezus Christus. Daarom is de gemeente pas openbaar geworden na zijn verhoging aan Gods rechterhand. Jezus spreekt ook in de toekomende tijd als Hij zegt: ‘Op deze rots ZAL ik mijn gemeente bouwen (Mt16:18)’. Dat ‘bouwen’ begon toen Hij was verhoogd aan Gods rechterhand en toen de Geest van de Vader kwam in Hand2. Ieder gelovig mens voor die tijd was door het geloof gerechtvaardigd zoals Abraham. Zij ontvingen dezelfde zegeningen als hij. Toch heeft de gemeente meer zegeningen, namelijk alles wat Christus heeft ontvangen. Zodra een mens tot geloof komt is hij gestorven en opgestaan met Christus. De leden van de gemeente van God zijn daarom in Christus gezet. Zij zijn gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten (Ef1:3). Zij zullen straks in een hemels koninkrijk regeren over de dingen in de hemel (2Tm4:18). Dit grote geheimenis is niet voor iedere gelovige duidelijk. Het werd speciaal toevertrouwd aan Paulus, zie hier en hier.

Vandaag ziet de wereld een grote groep mensen die zich christen noemen; dit noemt de Bijbel het koninkrijk der hemelen in Mt13. Jezus zet in gelijkenissen uiteen hoe de uiterlijke christenheid zich zal ontwikkelen. In vers 31-33 vergelijkt Jezus dit met een boom waarin de vogels van de hemel (in mijn ogen een beeld van de onreine machten) zich nestelen en een zuurdeeg dat helemaal doorzuurd wordt. Dit betekent dat het uiterlijke deel van de christenheid volledig is doorzuurd met de zonde (er zijn ook uitleggers die dit zuurdeeg niet als iets negatiefs zien, maar meer als de groei van het koninkrijk). Dan zegt Hij in vers 45 en 46:

Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die.

Hier heeft Jezus het over dat deel binnen het koninkrijk der hemelen, dat werkelijk kostbaar is in zijn ogen: het lichaam van Christus, de gemeente van God. Wij zijn niet alleen individuele volgelingen van een verborgen Heer in de hemel, maar we zijn tevens onderdeel van het lichaam van Christus. Dit is het leven van Christus wat zichtbaar wordt in en door de gemeente. Iemand die Jezus heeft aangenomen als Verlosser en Heer ontvangt Hem als zijn/haar leven. Hij/zij ontdekt dat God hen in de dood van Christus heeft laten sterven en weer levend heeft gemaakt door de Geest. Vervolgens wordt hij/zij door diezelfde Geest ondergedompeld in dat lichaam (1Ko12:13).

Het gemeenteleven is niets meer en minder dan het gezamenlijk tentoonspreiden van (het leven van) Christus. Het gemeenteleven is dus Christus zelf! Hoeveel leden er oom zijn in het lichaam van Christus, het is en blijft toch één nieuwe mens. Christus is het Hoofd en wij zijn het lichaam waardoor Zijn leven stroomt. Dit wordt door de Heilige Geest in gelovigen bewerkt als een vrucht (Gl5:22). Men gaat zich gedragen als Jezus naar elkaar. Net zo verdragen, net zo vergeven, net zo liefhebben als Hij deed, door de kracht van de Heilige Geest. Voor de Pinksterdag was Petrus een discipel die de Heer liefhad. Hij handelde echter volgens zijn eigen inzicht. Hij wandelde niet door Christus (dat kon ook nog niet), werd niet geleid door de Heilige Geest, maar wandelde en handelde vanuit zichzelf. Hij had wel de liefde voor Jezus, maar niet de kracht! Zodra de Geest over hem kwam, of, zodra Christus in Hem kwam wonen, werd hij een ander mens. Christus woonde in hem.

Zodra iemand lid wordt van de gemeente van Christus geldt er voor de rest van diens leven nog maar één principe: zelf minder worden zodat Jezus gaat leven. Paulus verwoordt dit in Gl2:20 als volgt:

Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.

Dit is wat er met een parel gebeurt: hij wordt geschuurd door het zand totdat er iets moois ontstaat. Ik ben gestorven, dat wil zeggen, mijn ik-gerichte manier van leven is voorbij en Christus moet gaan leven in mij. Ik leef vanaf nu niet meer volgens een bepaalde wet, maar door het geloof in de Zoon van God. Dat is nogal wat. Het is vanaf nu niet meer: ik, maar Christus. Als we niet bereid zijn om door het kruis beëindigd te worden en Christus als ons leven te nemen, zijn we gelijk al een probleem in de gemeente. We zijn weliswaar geheiligd qua positie, maar ons natuurlijke karakter moet worden getransformeerd tot een geestelijk karakter. Hiertoe dienen we doordrenkt en verzadigd te worden met de Geest zodat niet alleen ons uiterlijk gedrag verandert, maar juist ook ons hart. Dit is een proces van geestelijke groei waarbij we alles iedere keer weer onder de heerschappij van Christus brengen.

We moeten de gezindheid, de motieven, het denken van Jezus gaan ontwikkelen (1Ko2:16). Dan zullen we deel uitmaken van Christus zelf (alhoewel dat in positie al zo is) en leden zijn van het lichaam van Christus. We moeten inzien dat de beoefening van het gemeenteleven niet is om iedereen met elkaar in overeenstemming te brengen d.m.v. discussies, toespraakjes en onderhandelingen over bepaalde voorwaarden. Het gemeenteleven wordt in praktijk gebracht door alles en iedereen ertoe te brengen om Christus als leven te nemen. We hebben dus geen wet van buitenaf nodig, maar een innerlijke, regulerende werking die ons verlicht, kracht geeft en laat liefhebben.

(dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden…Fil3:10

Het grote probleem is dat de mens God vaak dient vanuit een natuurlijke ijver, en niet vanuit een ‘opstandingsijver’. Dit beschrijft Paulus in Rm10:2:

Want ik getuig van hen dat zij een ijver voor God bezitten, maar zonder verstand.

Veel mensen hebben een ‘ijver voor God’. Ze geloven en ze doen veel godsdienstig werk. Toch is dit niet een ‘opstandingsijver’. Dit is een ijver die de dood heeft ervaren en weer opgewekt is. Hiermee bedoel ik het tot in het diepst van je ziel ervaren hoe dood je bent en hoe verrot je natuurlijke hart is als het gaat om werkelijk leven voor God. Het Lichaam van Christus is waar de opstanding van Christus wordt getoond. Dit betekent dat mensen die zich volledig onder de heerschappij van de Geest stellen, de kracht van deze opstanding kennen. Niets is onmogelijk voor diegenen die de kracht van de Geest kennen.

Wat geen deel uitmaakt van de opstanding, maakt geen deel uit van het Lichaam. De Gemeente is niet de plaats waar iemand iets heenbrengt van zijn natuurlijke intelligentie, slimheid of tact. De Gemeente wordt niet gebouwd, doordat wij er wat van het natuurlijke bereik aan bijdragen. Dat geldt ook voor onze natuurlijke talenten en bekwaamheden. Als iemand het kruis niet kent, zijn al zijn inspanningen vruchteloos. De Gemeente heeft bruikbare en toegewijde mensen nodig, maar zij moeten wel het merkteken van de dood dragen, het veroordelende karakter van het kruis kennen.

Romeinen 8 openbaart ons dat de wet van de Geest des levens in ons is.

Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. Vs2

Als we ons verstand (of onze wil) op deze wet richten, zullen we getransformeerd en gelijkvormig worden aan Christus. (Rom. 8:29) Vervolgens zien we in Romeinen 12 dat transformatie de goede wil van God vervult, namelijk het verkrijgen van het Lichaam, van het gemeenteleven. Dit komt na de opdracht ons leven op te offeren aan God in vers 1.

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.

Dan zijn we ‘een geur van Christus’ (2 Kor.2:15) en ‘een brief van Christus’ (2 Kor. 3:3). Dan krijgt Christus ‘gestalte in ons’(Gal. 4:19) en wordt Christus ‘in onze harten als Heer geheiligd’ (1 Pet. 3:15). Dan zijn we niet samengevoegd als natuurlijke dingen, zoals hout, hooi en stoppels, maar als getransformeerde dingen, zoals goud, zilver en edelstenen (1 Kor. 3:12).

Indien iemand werkelijk het Lichaam ziet, is hij vrij van het individualisme. Hij wil dan niet langer voor zichzelf leven, maar voor het lichaam. Als we ons realiseren dat we slechts een lid zijn, dan verdwijnt onze trots. Wanneer een lid iets doet, dan doet het hele lichaam dat. Wanneer de benen lopen, dan loopt het hele lichaam. Ef4 zegt, dat het lichaam moet groeien tot een volwassen man, niet dat de individuen tot volwassen mannen moeten opgroeien. Hierin moeten we, naar 1Kor12, niet aan de ene kant begeren wat een ander lid heeft, en aan de andere kant niet de ander verachten. Een openbaring van Christus resulteert in de verlossing van de zonde, terwijl de openbaring van het Lichaam ons verlost van het individualisme. We kunnen het bereik van het Lichaam alleen maar ingaan door openbaring, niet door inspanning.

Het hele lichaam is afhankelijk van de ogen. Zo ook is het hele lichaam afhankelijk van de nieren etc. Niemand kan buiten het lichaam overleven. Als ik wil zien, terwijl ik een oor ben, dan dien ik naar die broeder of zuster te gaan, die het oog zijn. Zo is de verzorging van het lichaam geregeld. Zonder het lichaam is het leven met God onmogelijk.

Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild. Indien zij alle één lid vormden, waar bleef het lichaam? 1Kor12:18, 19

Wie in het lichaam leeft, ontvangt de verzorging van het lichaam. Wie niet in het lichaam leeft, zal ook de verzorging niet ontvangen van het lichaam. Geen enkel lid mag zich losmaken van de andere leden om zo een eigen leven te gaan leiden. De voorbede van andere leden is geweldig krachtig. Sommige problemen moet men gewoon bij het lichaam brengen. Onze broeders of zusters hebben ook van God een plek in datzelfde lichaam gekregen en kunnen ons helpen.

Zo is het ook met de geestelijke strijd. Paulus gebiedt de collectieve gemeente om de wapenrusting aan te doen, niet de individuele gelovige. Als we alleen staan, zijn we zwak, zijn we in het lichaam, dan zijn we sterk. In het Lichaam heeft iedereen zijn specialiteit en bij elkaar vormen deze de hele wapenrusting van God. De één heeft door geloof het schild, de ander de kennis van het Woord en zo het zwaard etc. Zo moeten we voortdurend onze medegelovigen om hulp vragen in de geestelijke strijd.

In Efeze 4 vinden we dat Christus voor de opbouw van zijn lichaam gaven heeft gegeven. In vers 7 staat: Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. De maat van Christus’ gave is de grootte van een bepaald lid van Zijn lichaam. Paulus was een groot lid. Net zoals een groter lid van een natuurlijk lichaam meer bloed ontvangt, zo ontvangt een groter lid van het geestelijke lichaam meer genade. Elk lid is een gave. Elk lid heeft ook een gave. In vers 11 staan wat de gaven zijn: En hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, anderen als herders en leraars. Paulus en Petrus waren als apostelen en leraars een gave aan de gemeente.

Wat breng jij in het lichaam? Welk lid ben jij?