Het boek Jozua gaat over het beloofde land dat wordt ingenomen onder leiding van Jozua. In het Oude Testament gaat God met een etnisch volk een aardse weg en belooft hen aardse zegeningen:
Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd. Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Grote Zee in het westen. Jz1:3-4
Het boek Jozua is het boek van de verovering. Er zijn tegenstanders die het volk moet overwinnen om het land in bezit te nemen. Jozua is hierin de climax van de 1e vijf boeken van de Bijbel. Het volk Israël was geboren (Genesis), verlost (Exodus), geheiligd (Leviticus), getest (Numeri) en voorbereid (Deuteronomium) om het land, dat God had uitgekozen, in bezit te nemen.
In het Nieuwe Testament gaat God met een geestelijk volk een hemelse weg en belooft hen hemelse zegeningen in/door Christus. Uiteindelijk zullen we de erfenis ontvangen (Ko3:24; 1Pt1:4), wat het koninkrijk van God is in zijn aardse openbaring (Hd26:18; Ef5:5). Daarin ontvangen de gelovigen een hemels deel omdat zij met Christus zullen regeren in verheerijkte opstandingslichamen. Nu al ondervinden we in Christus de geestelijke zegeningen van dat erfdeel: het hebben van een relatie met Christus/de Vader door de Heilige Geest. Dan betekent de boodschap van het boek Jozua voor ons: Het ons nu eigen maken van wat God ons heeft gegeven aan geestelijke zegeningen. Het staat omschreven in Ef1:17vv.
Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de vader van alle luister, u een geest van inzicht schenken in wat geopenbaard is, opdat u hem zult kennen. Moge uw hart verlicht worden, zodat u zult zien waarop u hopen mag nu hij u geroepen heeft, hoe rijk de luister is die de heiligen zullen ontvangen,
Vers 18 zegt in een andere vertaling: ‘Wat de rijkdom is van de heerlijkheid van zijn erfenis.’ God geeft ons verlichte ogen van het hart, maar wij moeten onze ‘voetzool’ zetten (Jz1:3 NBG)’ op wat God ons heeft beloofd in zijn Woord. Wij moeten de waarheden van Gods Woord in ons hart eigen maken zodat we gaan leven als hemelse mensen.
Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. Ko3:1-3
Ons leven is niet meer hier op aarde, maar in Christus. Wat betekent dat? We zijn gestorven aan alles wat met aardse godsdienst te maken heeft. Jozua begint met:
Na de dood van Mozes, de dienaar van de HEER, zei de HEER tegen Jozua, de zoon van Nun en de rechterhand van Mozes: 1:1
Mozes staat voor de wet. De wet kan ons niet verder brengen. De wet sterft echter niet (alhoewel hij wel uitgewist en vernietigd is 2:14), maar wij! In Ko2 lees je dat aardse filosofieën (2:8), de aardse religieuze gewoonten (2:16), aardse nederigheid (2:18), zelfs aardse visioenen en zogenaamde openbaringen (2:18) geen enkele waarde meer hebben. Wij moeten leren dat ons bestaan in Christus is. Wij zijn met Hem gestorven, opgestaan, opgewekt en in het hemelse gezet. We zijn dus gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelsferen (Ef1:3).
Deze zegeningen zijn ‘in de hemelsferen’ of ‘hemelse gewesten’ (lett: ta epourania; ‘in het hemelse’, ‘dat wat in de hemel is’ zie 1:20; 2:6; 3:10; 6:12). De (onzichtbare) plaats die het karakter draagt van de hemel versus de aarde (het zichtbare), waar de ‘aardsgezinden’ (zie Op3:10) wonen. Het is Gods bedoeling dat de orde van de onzichtbare wereld wordt overgedragen naar een gezelschap (de gemeente) in de zichtbare wereld (zie ook Mt18:10, 18-20). Daarom zijn onze zegeningen van hemelse aard. We zijn geroepen om hemelse mensen te worden. Dit betekent dat we mensen moeten worden die de principes van de hemel uitdragen. Dit wordt ook wel genoemd ‘de nieuwe mens’ aandoen (Ef4:24).
Voor de apostel Paulus was dit dagelijkse realiteit. Hij zag alles in het perspectief van Christus. Wij moeten ook leren ons leven te gaan zien in Christus, in het hemelse. Hier op aarde leren leven als Christus.
Om deze geestelijke zegeningen ons eigendom te maken, moeten we het opnemen tegen vijanden. Dit zijn de geestelijke machten die met behulp van listen ons proberen af te houden van wat we zijn in Christus. Eerst moeten we deze zegeningen ons eigen maken en later standhouden.
We leven wel in deze wereld, maar vechten niet met de wapens van deze wereld. De wapens waarmee wij ten strijde trekken dienen niet ons eigen belang, maar zijn er om met hun kracht bolwerken te slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen. 2Ko10:3-5
Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. Ef6:10-13
Paulus ‘veroverde’ gebieden voor God door het koninkrijk van God te prediken. Dit is een ander soort strijd dan de strijd uit Ef6. Daar gaat het om de listen van de duivel om ons af te houden van Christus en de zegeningen in Hem. Deze leiden als het goed is tot praktische levensheiliging die een wapen is van het licht (Rm13:12) of van de gerechtigheid (Rm6:12; 2Ko6:7). Satan doet dat door middel van valse prediking en aanklachten in ons denken. Ook heeft hij in onze eigen natuur een sterke bondgenoot doordat we geneigd zijn op de zichtbare dingen te letten en niet op de onzichtbare. Daarnaast is zonde vanzelfsprekend ook een hulp van de duivel om ons te ontmoedigen.