Belangrijk is het, als we nadenken over het lijden van Christus, om onderscheid te maken tussen Zijn lijden van de kant van God en van de kant van de mens. De oorzaken van deze beide soorten van lijden, en de gevolgen ervan, zijn tegengesteld. 

De mensen lieten Hem lijden

De wereld haatte Hem. De Heer getuigt hiervan in Jh15:18: Als de wereld u haat, weet, dat zij Mij eerder dan u heeft gehaat. De reden van die haat geeft Hij zelf aan in JH7:7: …maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken boos zijn. Hierin was Abel een beeld van Christus. Zijn broeder sloeg hem dood ‘omdat zijn werken boos waren en die van zijn broer rechtvaardig’. (1JH3:12) Een ieder die kwaad doet, haat het licht en gaat niet tot het licht (JH3:20). Dit lijden werd verergerd doordat het motief, de liefde van de Heer, werd beantwoord door haat. Zij laden kwaad op mij in plaats van goed, en haat tot loon voor mijn liefde Ps109:5

God liet Hem lijden

Het behaagde de Heere Hem te verbrijzelen Js53:10. Hij die geen zonde kende werd voor ons tot zonde gemaakt 2Kor5:21. De zondeloze werd door God verlaten en leed omdat het onze zonden waren die op Hem werden gelegd. Hij werd tot zonde gemaakt, zoals ook Rom8:3 ons dat leert. Dus naast de zonden die werden geoordeeld in zijn lichaam werd Hij ook tot het voorwerp van zonde gemaakt waarover Gods oordeel woedde.

Tijdens Zijn leven op aarde leed de Heer van de kant van de mens ter wille van de gerechtigheid. Toen Hij op het kruis als onze Heiland stierf leed Hij onder het oordeel van God voor de zonde. In de Psalmen 20 en 21 zien we dit lijden van de kant van de mens. Het was de dag der benauwdheid. Ze bedachten kwaad tegen Hem, maar vermochten niets. Hij echter, vraagt leven en ontvangt het (Ps21:5). Zie ook Ps69. In vers 5 hiervan staat: Talrijker dan de haren van mijn hoofd zijn zij die Mij zonder oorzaak haten. Heel Ps69 beschrijft het lijden van De Heer Jezus van de kant van de mens. In Ps22 zien we het lijden van de kant van God. Op het moment dat het lijden van de kant van de mens zijn climax vond aan het kruis, werd Hij ook nog eens door God verlaten. Het gevolg van die daad is oneindige genade, geopenbaard en bevestigd bij de opstanding uit de doden door de majesteit van de Vader (Rm6:4). Onmiddellijk verklaart hij de naam van zijn God en Vader aan zijn broeders: Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen Ps22:23 en ga heen naar Mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader Jh20:17. Het resultaat zal zich uitstrekken tot alle einden der aarde Ps22:28 en alle dingen…hetzij de dingen op de aarde, hetzij de dingen in de hemelen Kol1:20.

Het resultaat van het lijden van de kant van de mens is het oordeel, dat Hij zal uitvoeren bij Zijn wederkomst. Een voorvervulling daarvan zien we in de verwoesting van de tempel in 70AD. Het godsdienstige centrum en getuigenis van het joodse volk had geen bestaansrecht meer nu ze de Messias, de Zoon van God hadden verworpen en Hem ‘buiten de wijngaard hadden geworpen en gedood’(zie Lk20:15).

In deze kant van het lijden van Christus, kunnen we delen. Dit gebeurt als wij worden vervolgd omdat wij Jezus dienen. We kunnen dat uiteraard niet in het lijden van de kant van God. Het is ons gegeven voor Zijn naam te lijden. Want het is beter, als de wil van God het wil, door goeddoen te lijden dan door kwaaddoen. Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen.. 1Pt3:17,18.

De Heer heeft ook geleden omdat Hij al tijdens zijn leven wist, wat er zou gebeuren met Hem. Nu is Mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur? Jh12:27. In de hof van Getsemane vindt dit lijden zijn uitdrukking in een hevige strijd. De overste van de wereld komt en heeft niets in Mij; maar opdat de wereld erkent dat Ik de Vader liefheb, doe Ik ook zo, als Mij de Vader geboden heeft Jh14:30,31.

De zonde zelf in deze wereld moet een voortdurende bron van lijden zijn geweest voor de geest van de Heer. We lezen dat Hij zuchtte (Mr7:34,35), dat Hij diep zuchtte toen de Farizeeën Hem om een teken vroegen (Mr8:12), dat Hij weende bij het graf van Lazarus (Jh11:35) en dat Hij weende om Jeruzalem (Lk19:41-44). Hij zag hen rondom met toorn aan, bedroefd over de verharding van hun hart Mr3:5.

Ook het lijden van de mensen ging Hem ter harte. Hij nam hun ziekten op Zich en droeg hun smarten (Js53:4, Mt8:17). In al hun benauwdheid was Hij benauwd Js63:9.

Een andere bron van lijden was de kwetsing van ieder gevoel dat een fijngevoelig gemoed maar kan hebben. Smaad en hoon, list, bedrog, verraad, brutaliteit en wrede spot waren Zijn deel. Er was niet één menselijk gevoel in Hem dat niet gekwetst en geschonden werd, en bij Hem waren het de teerste gevoelens van een volmaakte ziel.

Al het lijden van de Heer, in zijn verschillende vormen, waren uiteindelijk allemaal het resultaat van de zonde, maar ook van Zijn liefde.

In Psalm 22 zien we Christus die, temidden van het lijden, in tegenstelling tot andere gelovigen, niet door God werd gehoord. Hij was hierin volkomen uniek. Verlaten door God, gehaat door de mensen. In Psalm 69 echter, vinden we Christus niet alleen. Er zijn anderen die, hoewel misschien niet in dezelfde diepte van lijden, toch ook gehoord worden: Want wie Gij hebt geslagen, vervolgen zij, zij doen verhalen over de smart der door u gewonden vs27. Er wordt dan ook een oordeel gevraagd over deze vijanden (23-29). Dit is geen verzoening. Dit lijden van de kant van de mens heeft het rechtvaardig oordeel over de mens tot gevolg. In Psalm 22 zien we daarentegen alle lijdende gelovigen in tegenstelling tot Hemzelf. Pas na de verlossing tot stand gebracht te hebben, verbindt Hij zich met zijn broeders (vs23). Maar dan in verlossing, blijdschap en vrede. Het grote verschil tussen beide Psalmen is dat in Ps69 God nog altijd aanwezig is (vs14) om te horen, maar in Ps22 is Hij het die de Heer heeft verlaten.

Heb ik verlossing? Ja! Hij heeft een eeuwige verlossing verworven Hb9:12

Zijn mijn zonden vergeven? Ja! Zonder bloedstorting is er geen vergeving Hb9:22

Heb ik vrede met God? Ja! Na vrede gemaakt te hebben door het bloed van zijn kruis Kol1:20

Ben ik verzoend met God? Ja! En u…heeft Hij echter nu verzoend…Kol1:21

Ben ik dood voor de zonde? Ja! Want dit weten wij, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is Rm6:6,10

Heb ik deel aan Christus? Ja! Jh12. De graankorrel blijft, na de dood, niet op zichzelf.

Heb ik vrijmoedigheid tot het heiligdom in te gaan? Ja! Door het bloed van Jezus Hb10:19

Is de vloek van de wet voor mij verbroken? Ja? Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt Gl3:13.

De eerste vorm van lijden van Christus is het lijden als zondeloze onder de toorn van God.

De tweede vorm is het lijden dat Hij onderging als de Heilige die God verheerlijkte, toen de smaadheden van hen die God smaadden op Hem vielen.

Deze tweede vorm wordt ook door ons, hetzij in beperkte mate, gekend: Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden Fil1:29. Zie verder Rm8:17, 2Tim2:12, 1 Pt2:20.

De derde vorm van lijden is het lijden onder de zonde in deze wereld onder de regering van God met de macht van Satan. God gebruikt deze toestand waarin een mens zich kan bevinden om hem het verschil tussen goed en kwaad te laten leren. 

Uit: Het lijden van Christus, door John Nelson Darby