Hoe vaak hoor je gelovigen niet zeggen dat de tien geboden, zoals aan Mozes gegeven en beschreven in o.a. Exodus 20, de richtlijnen voor hun leven zijn. In hoeveel kerken worden niet week na week deze geboden voorgelezen. Sommige gelovigen houden ze wel niet als richtlijnen, maar dan in ieder geval nog als middelen om hun ‘dankbaarheid’ te tonen naar God. Hoe dan ook, de tien geboden zijn voor velen een doel om na te streven. Is dit werkelijk wat de Bijbel ons leert? Ik meen van niet.

Een gebod werkt bij de mens prikkelend. Dit komt door de zonde, zegt Paulus in Romeinen 7. “Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig”.(vs21) en “Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde die in mij woont”(vs.20) Een verbod lokt juist het tegenovergestelde uit. (Hoe weet ik trouwens dat ik zondig ben? Alleen door een ontmoeting met Jezus, niet door een wet te horen.)

Een verbod zorgt ervoor dat het de mens duidelijk maakt wat hij niet mag. “Gij zult niet stelen” zegt de mens dat hij dit niet doen mag. Op het moment dat een mens dit gebod als richtlijn gaat hanteren, is er enkel dit gebod. Er is nergens kracht voorradig om dit gebod ook daadwerkelijk te houden. Binnenin de mens zit namelijk het verlangen om juist wel dit gebod te overtreden. Bovendien zegt de Bijbel, dat als we op één aspect van de wet struikelen, we schuldig zijn bevonden aan het breken van de gehele wet. (Jac. 2:10)

Bovendien is “niet stelen” niet het uiteindelijke doel van God met een mens. God wil geen mensen die het foute laten, maar die het goede doen. “Wees volmaakt, gelijk uw Hemelse Vader volmaakt is”, zegt de Heer in Matt. 5. ‘Volmaakt zijn’ betekent niet dat je nooit steelt, nooit liegt, nooit doodslaat etc, maar dat je het tegenovergestelde van deze handelingen gaat uitleven! Niet stelen wordt: meedelen aan de behoeftige. Niet doodslaan wordt: leven meedelen aan anderen door ze het evangelie te verkondigen (Hand. 5:20). Geen vals getuigenis spreken wordt: woorden spreken tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij die dit horen, genade ontvangen. Zie verder Efeze 4:25-32.

Bovendien is er nog iets met verboden: Ze gaan uit van het feit dat degene tot wie ze gericht zijn, ze kunnen overtreden. “Gij zult niet doodslaan” wordt tegen mensen gezegd die de mogelijkheid in zich hebben om dood te slaan, anders zou een verbod geen zin hebben. Er was dus al iets fundamenteel mis met de mens tot wie het gebod komt! Daarom ging de wet niet verder, immers, er was geen mogelijkheid aanwezig in de mens om te eisen: spreek alleen waarheid met elkander (Efeze 4). In Christus echter, is die mogelijkheid er wel! Daarom zegt Paulus ook in 1 Tm1:9,10

“Wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars, voor onverlaten en onheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers, hoereerders, knapenschenders, zielverkopers, leugenaars, meinedigen.

Tegen een rechtvaardige hoef je niet te zeggen: “Je mag niet…”, want hij zal het niet doen, immers, hij is rechtvaardig (doet hij het wel en zondigt hij, dan zegt zijn geweten, verlicht door de Geest dit hem ook. Hij weet dat hij iets fout heeft gedaan). Een gelovige weet, door de inwoning van de Heilige Geest, wel wat hij niet moet of mag. Hij verlangt ernaar om juist rechtvaardig te leven, dat zijn dus die dingen die tegenovergesteld zijn aan de tien geboden: Leven geven (evangelie brengen), altijd waarheid spreken, trouw zijn (i.p.v. echtbreken), Gods naam eren met hun leven (i.p.v. Zijn Naam ijdel te gebruiken), de naaste alles te geven wat nodig is (i.p.v. zijn bezit te begeren). Nu is dit alleen mogelijk als Christus dit in ons legt. Alleen Hij kan dit leven in ons bewerken. Daarom is Hij de enige krachtbron waaruit we dienen te putten om zo’n leven te leiden van heiliging. Daarom is voor de gelovige Jezus Christus de richtlijn! Niet de tien geboden, maar Hij is het waar onze ogen op gericht dienen te zijn! Hij is de enige van wie we het kunnen verwachten. Paulus legt dit uit in 1 Kor. 9:20-21:

“en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om joden te winnen; hun die onder de wet staan, als onder de wet -hoewel persoonlijk niet onder de wet -om hen, die onder de wet staan, te winnen; hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet -hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus”.

Onder de wet van Christus staan betekent: Hij is mijn richtlijn, mijn doel en degene die het in mij kan doen. Zie ook 2Kor3:18 (Telos):

Wij allen nu, die met onbedekt aangezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest.

De rechtvaardige aanschouwt de Heer (heeft een levende relatie met Hem) en verandert. Hij is het voorbeeld én geeft de kracht om na te volgen. De zondaar heeft de wet. Dit en dat mag er dus niet. Op die manier wordt er voor hem duidelijk wat overtreding is (Gal. 3:19).

Laten we ons niet misleiden, de tien geboden zijn niet onze richtlijn. Het is Christus en Hij alleen, de volledige uitdrukking van de wil en het wezen van God. Zie verder het artikel ‘Moet een christen wel of niet de wet houden?’