In onze westerse wereld hebben wij, gelovigen, ernstig te lijden onder de ziekte van de oppervlakkigheid. Deze is diep doorgedrongen in ons denken. Veel gelovigen zijn tevreden met een klein beetje zegen, maar verlangen niet naar het ‘vaste voedsel (zie Heb5:12)’. Het gevolg hiervan is dat de Geest van God geen diep werk kan doen in diegenen die zich hebben bekeerd tot Jezus Christus. Nu is deze situatie niet nieuw. Gelijk na het heengaan van de apostelen dreef de gemeente af van haar Hoofd, Jezus. In het boek Openbaring vinden we in de eerste drie hoofdstukken hoe Christus Zich daarmee bezighoudt. Er worden zeven gemeenten aangeschreven (Op1:19-20) vanuit het gezichtspunt van de Here Jezus.
Deze zeven gemeenten staan voor iets veel meer dan alleen de toenmalige gemeenten. Ieder die gevoel heeft voor profetie kan dit beamen. De gemeenten lagen in ‘Asia’ dat ‘wereld’ betekent. Christus is in het midden van deze gemeenten, die met kandelaren worden aangeduid (Op1:13,20). Hij is in het midden van al die plaatselijke gemeenten die er zijn geweest in deze wereld. Niet in de zin van Mat18:20 (waar Hij in het midden is van diegenen die tot Zijn Naam samenkomen), maar in de zin van beoordelend wat daar gebeurt. Hij staat buiten de gemeente van Laodicea (Op3:20).
Deze zeven gemeenten vertegenwoordigen dus alle gemeenten. Ze worden geoordeeld naar datgene wat ze hadden ontvangen. Het is alsof de Here Jezus ze bezoekt en zegt:”Wat hebben jullie met je verantwoordelijkheid als mijn getuige gedaan?” De Here Jezus heeft een andere plaats in dit boek dan in de rest van het N.T.
Hier is Hij niet het hoofd van de gemeente of de Heiland van de zondaren, maar de getrouwe getuige, die alles doorzoekt en beoordeelt en het Lam dat geslacht is, dat de wereld om haar verwerping van Hem oordeelt in toorn en boosheid. Hier tuchtigt en bestraft Hij een ieder die Hij liefheeft (3:19). Het is heel belangrijk om te zien dat de gemeente ook anders wordt voorgesteld dan normaal. Was zij nog een ‘pijler en fundament der waarheid’ in 1 Tim. 3:15, in Op. wordt ze gezien als verantwoordelijk en als zodanig als een gefaalde getuige. De Here Jezus spuugt haar uiteindelijk uit zijn mond (3:16). Allereerst valt de structuur op die in alle brieven bijna dezelfde is:
de opdracht: “En schrijf aan de engel van de gemeente te…”
het karakter waarin de Heer zich voorstelt
de goedkeuring: “Ik weet…(behalve Sardes en Laodicéa) ”of
de afkeuring: “maar Ik heb tegen u…”(behalve bij Smyrna en Filadelfia)
de vermaning: “Bedenk/wees trouw/Bekeer u/ Houdt vast
de oproep: “Wie een oor heeft…”
de belofte: “Wie overwint…” (in de laatste vier brieven zijn oproep en belofte omgewisseld)
Bij de laatste vier gemeenten staat de oproep “Wie een oor heeft, hore wat de Geest tot de gemeenten zegt” na de belofte aan de overwinnaars. Dit betekent dat alleen individuen zich nog kunnen bekeren en niet de hele gemeente, zoals bij de eerste drie. In elk van de zeven gemeenten zijn dus ‘overwinnaars’. Voor hen is een persoonlijke belofte van Christus aan het eind van ieder zendschrijven. We moeten goed onderscheiden wie deze overwinnaars zijn. Het zijn niet alle wedergeboren mensen in de gemeenten. Het gaat om een speciale groep. Iedere gelovige die schuilt in het verlossende werk van Christus is voor eeuwig gered.
Het punt is nu alleen hoe hij zijn leven leidt. Waar bouwt hij op? Is er vrucht in zijn leven? Niet alle christenen die behouden worden, zijn overwinnaars. Een overwinnaar is iemand die, terwijl de massa afdwaalt, blijft volharden in het doen van Gods wil. ‘Je hebt mijn Naam niet verloochend en mijn Woord bewaard’, zegt Jezus tegen de overwinnaars in Filadelfia (3:8). Een overwinnaar is een gelovige die ondanks dat de meerderheid niet bij Gods Woord blijft, dat wel doet. Hij blijft leunen op de naam van Jezus in plaats van op leerstellingen of uiterlijke zaken. Het zijn ‘enkele personen (3:4)’ die zuiver blijven, dicht bij Christus. Ze doen niet met de massa mee, ze hebben hun focus op de wil van God.
De overwinnaars ontvangen loon, de anderen niet, hoewel ze ook niet verloren gaan. Zij worden wel behouden, maar als door vuur heen (1Kor3:15).
Het gaat hier in Openbaring 2 en 3 over de vrucht, de werken, het uiterlijke bewijs van de innerlijke werking van de Heilige Geest. Zij, die zichtbaar vrucht dragen, ondanks wildgroei, zijn de overwinnaars. Hoewel we weten dat dit uit pure genade zal zijn, wordt in dit gedeelte de nadruk gelegd op onze verantwoordelijkheid. Het is de keuze van ons eigen hart wat wij zullen doen, meegaan met de massa of tot een overwinnaar worden door onze onuitblusbare dorst naar meer van Christus. Hem kennen, die tussen de kandelaren wandelt, dat is het kenmerk van de overwinnaars. Bent u er zo één?