Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Mt6:33 NBV

Het thema van het koninkrijk van God (of ‘der hemelen’ zoals in Mt) is een centraal punt in het onderwijs van Jezus. Toch is er wat betreft dit thema veel verwarring. Men concludeert aan de hand van allerlei teksten uit de Bijbel dat het koninkrijk nu al op aarde is gevestigd of men is bezig dit koninkrijk op aarde te vestigen. Men spreekt over het ‘bouwen aan Gods koninkrijk’. Dit leidt tot verwarring. Ik wil daarom in dit artikel kort uiteenzetten hoe ik denk dat de Bijbel over het koninkrijk van God spreekt. In Mt4:17 staat geschreven hoe Jezus begon aan zijn bediening:           

Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.

Matteüs schrijft aan de Joden en zij wisten precies wat dit koninkrijk der hemelen inhield, namelijk een koninkrijk op aarde, geregeerd vanuit de hemel door de Messias. Dit is dan ook precies wat de toekomstverwachting is die in het Oude Testament wordt gegeven. In Lc4:43 lezen we dat dit thema de bediening van Jezus was.

Ook aan andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden.

Jezus bood het volk Israël het koninkrijk aan door Zichzelf aan te bieden. Hij kwam tot de zijnen en voor de zijnen (Joh1:11). De Bijbel laat ons zien dat de Joden dit koninkrijk hebben verworpen omdat ze de Messias verwierpen. Ze wilden niet dat Deze koning over hen werd. Dit is een zeer belangrijke schakel in het begrijpen van Gods wegen op aarde met dit volk. Vanaf het moment dat Christus werd verworpen is Hij, na zijn opstanding, door God als Heer en Christus verhoogd en boven alle machten gesteld. Ieder die nu vandaag zijn leven stelt onder het gezag van een onzichtbare en verworpen Heer, bevindt zich in het koninkrijk van God zoals dat nu vorm heeft gekregen. De hele waarheid die de Geest kwam openbaren volgens Joh16:13 betreft de gemeente en alles wat daarbij hoort.  

Deze volle waarheid is meer dan het onderwijs over het koninkrijk van God (zie het artikel: de gemeente van God). Dat konden de discipelen alleen vatten, begrijpen als de Heilige Geest was gekomen, dus na Hd2. Na Hd2 en ook nadat Israël definitief had bewezen ook de Heilige Geest niet te willen toen zij Stefanus stenigden, kwam er een diepere, meer uitgebreide boodschap, speciaal voor deze bedeling van de genade. Daarover heb ik geschreven in het artikel ‘Paulus’ evangelie: hier draait het om!’ Helaas wordt dit door weinigen vandaag gezien. Terug nu naar dit onderwijs over het koninkrijk van God.

Toen de leiders van Israël dit aangeboden koninkrijk verwierpen doordat ze de Koning naar het kruis verwezen, veranderde er wat. Aanvankelijk boden de apostelen dit koninkrijk nogmaals aan Israël aan (Hd3:19,20). Dit deden ze door de nadruk te leggen op de opgestane en verhoogde Heer in de hemel. Wederom verwierp de meerderheid dit aanbod. Het koninkrijk kreeg toen een andere verschijningsvorm (zie verderop). Het evangelie wat Filippus in Samaria verkondigt is ‘het evangelie aangaande het koninkrijk van God en van de naam van Jezus Christus’ (8:12). Hier gaat het dus om bekering en erkenning van een Heer in de hemel, de Koning van dit koninkrijk. Paulus ‘ging in de synagoge en sprak vrijmoedig drie maanden lang en betoogde en overreedde de mensen betreffende de dingen van het koninkrijk van God’ (19:8). Deze verkondiging behoorde tot de normale bediening van Paulus: ‘ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking van het Koninkrijk…’(20:25, zie ook 28:23, 31).

Wat is het koninkrijk van God?

Om te beginnen is het koninkrijk van God niets anders dan de algemene heerschappij van God. God regeert over deze wereld, wat we weten door geloof. God is Koning, God regeert over alle dingen (zie Ps95, 97 en 145). Het wordt echt spannend als we weten dat God vanaf het begin van plan was dit koninkrijk te leggen aan de voeten van de mens. Hij betrekt de mens in Zijn plannen, Hij maakt de mens tot medewerker. Dit zien we al gelijk in Gn1:28 als God de opdracht geeft aan de mens: 

Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

De aarde moest onder het gezag van Adam en Eva worden gebracht. Zij waren de ‘koningen’ hoewel de Bijbel dat niet zo zegt. Later gebruikt God David om door middel van hem Zijn koninkrijk gestalte te geven. Dit noemen we ook wel het bemiddelde koningschap: God oefent zijn koningschap uit door (be)middel(ing) van de man naar zijn hart (1Sm13:14) welke ten diepste Jezus Christus is te allen tijde. Hiermee komen we op een diep geheimenis. God heeft in Zijn soevereiniteit ervoor ‘gekozen’ het koninkrijk afhankelijk te stellen van de gehoorzaamheid van de mens. In Gn1 wordt het koninkrijk eerst toebereid en tenslotte verschijnt de mens om te heersen en dit rijk te beheren. Psalm 8:6-9 zegt hierover m.b.t. de rol van de mens:

Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd: schapen en runderen altegader en ook de dieren des velds, de vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorkruist.

De mens met zijn koninklijke heerschappij is zo verheven dat hij weinig onderdoet voor de hemelse machten (‘bijna goddelijk’ is lett: een weinig minder gemaakt dan goden’.). Oorspronkelijk was dit de roeping van de mens. Hij gaf deze heerschappij over aan satan zodat Heb2 deze Psalm citeert en toepast op Christus onder wiens voeten alles is gelegd.

Dus én God regeert ondanks onze ongehoorzaamheid én Hij regeert afhankelijk van onze gehoorzaamheid. Uiteindelijk werkt God zo toe naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. 

Het koninkrijk uit handen gegeven

Persoonlijk geloof ik dat de heerschappij van de eerste twee mensen meer betrof dan alleen de fysieke wereld. Ik baseer dat op Gn3:1

De slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die de HERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? 

God had de dieren gemaakt, maar toch zien we dat de slang het fysieke overstijgt doordat een persoon uit de geestelijke wereld ermee wordt bedoeld. Door te luisteren naar satan gaf de mens de heerschappij over aan hem.

En hij voerde Hem op een hoogte en toonde Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds.En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. Lc4:5,6

Vanaf dat moment werd satan de ‘overste van de wereld’ of ‘de god van deze eeuw’. Vanaf dat moment ook staan twee koninkrijken tegenover elkaar: Het koninkrijk van God en het koninkrijk van de duivel. Beiden hebben hun ‘kinderen’, vol van liefde of haat, vol van licht of van duisternis. De tegenwoordige wereld is ‘boos’ omdat satan er de overste van is. De mensen van de wereld heeft hij verblind (2Ko4:4) en hij heeft een systeem gecreëerd dat de ‘loop’ van deze wereld wordt genoemd (Ef2:2). Via dat systeem, de principes van deze wereld heerst hij in de ongelovigen, in hun denken (Ef2:2,3).

Over de vestiging van Gods uiteindelijk, eeuwige koninkrijk ten koste van het koninkrijk van de duisternis (Ko1:13) gaat de hele Bijbel. De weg ernaartoe is er een van strijd op leven en dood. Het koninkrijk waarin Jezus regeert, is dus nog niet aangebroken! Hij zit nog niet op zijn troon!

Het koninkrijk van de duisternis

Satan (‘tegenstander’ of ‘aanklager’) is de aanvoerder van het rijk der duisternis. Andere namen zijn: Duivel (‘doorelkaar-werper’), Beëlzebul (de overste der boze geesten), Morgenster (‘Lucifer’ in King James vertaling, Jes14:12), Zoon des dageraads (ben-sjaachar), overweldiger der volken, (de oude) Slang, Draak. Uit Op12:7 (‘de draak en zijn engelen’) kunnen we opmaken dat Satan een leger engelen tot zijn beschikking heeft. De Here Jezus noemt hem in Mt12:24 ‘de overste van de boze geesten’, Paulus noemt hem de ‘overste van de macht van de lucht’ in Ef2:2 en Jezus zegt in Mat12:26 dat satan een koninkrijk heeft.

Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden? Mt12:25-26

Om deze reden is hij in staat om de hele wereld te verleiden (Op12:9), maar meer nog, om de gelovigen aan te vallen. Satan is duidelijk een koning met veel macht.

Over de val van de Satan lezen we in Jes14 en Ez28. We moeten hierbij bedenken dat God steeds een koning aanspreekt (resp. de koning van Babel en van Tyrus), maar omdat koningen vaak incorporaties, of vertegenwoordigers zijn van hun onzichtbare machthebbers (vergelijk de ‘vorst van de Perzen’ uit Dan10:13) spreekt God uiteindelijk tot die geestelijke machthebber, de satan. Hij wilde zich ‘aan de Allerhoogste gelijkstellen’ en zorgde zo voor zijn eigen val. Hij was ‘een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels’, een engel van de allerhoogste orde. Hij is de ‘uitvinder’ van het kwaad en staat aan het hoofd van deze tegenwoordige boze wereld met zijn principes die tegenover God staat.

Het koninkrijk van God heeft een positief doel: het vestigen van vrede, gerechtigheid en heil voor de mens op aarde (dit is nog toekomst!). Het heeft ook een negatief doel: het vernietigen van alle machten die dit positieve doel in de weg staan (ook dit is nog toekomst). Vanaf Gn3:15 is de verwachting geboren van het herstel van het koninkrijk Gods. Het vrouwenzaad zal uiteindelijk de slang de kop vermorzelen; wat de eerste Adam bedorven heeft, zal de laatste Adam herstellen (1Ko15:45,47). De verwachting in het OT was dan ook die van het komende messiaanse rijk waar de Messias zou regeren over de aarde (Js11,32,65). Als Jezus in de openbaarheid treedt (na ‘gezalfd’ te zijn met de heilige Geest; Hd10:38 en zo bewees de ware Messias te zijn) kondigt Hij dit koninkrijk aan als ‘nabij’.

Het koninkrijk Gods nu

Het koninkrijk heeft, hoewel altijd dezelfde God in dezelfde Christus regeert, toch verschillende ‘gedaanten.’ Soms spreekt Jezus over het koninkrijk als iets in de toekomst (Mt4:17; 6:10; 10:7) en soms spreekt Hij erover als een tegenwoordige realiteit (Mt12:28, Lc11:20; 17:21). Met de Koning is ook het koninkrijk gekomen, maar het koninkrijk in macht en majesteit is nog steeds toekomst. Nadat de Joden hun Messias hadden verworpen, is het koninkrijk als zichtbare realiteit met een zichtbare Koning, uitgesteld. Straks, als Jezus terugkomt, zal dit koninkrijk alsnog worden gevestigd. Toch bestaat het nu ook, echter in een verborgen vorm. Jezus kondigde een koninkrijk aan dat uiteindelijk (in zijn apocalyptische eindtijdelijke gedaante) zou voldoen aan de OT verwachtingen, maar dat in zijn ‘verborgen’ vorm, niet of nauwelijks (want zie Zc9:9 of de profetieën aangaande de lijdende knecht des Heren in Js42-53) deed! Mt13:35 laat zien dat deze verborgen vorm een geheimenis was ten tijde van het OT. Het was Gods raad dat voordat het koninkrijk zichtbaar zal worden opgericht, er eerst een verborgen vorm zou zijn dat toegankelijk is voor ‘allen’ (zie Jh1:12) in plaats van alleen voor Israël. Zo konden alle mensen deel uit gaan maken van dit koninkrijk. 

Hoe kom je nu dit koninkrijk binnen? Het ‘toetreden’ tot de geestelijke sfeer van dit ‘verborgen’ koninkrijk ging en gaat langs de weg van

*zondenbelijdenis (Mt3:6)

*wedergeboorte (Jh3:3,5)  

*doop (Mc1:4; Lc3:3)  

*het blijk geven van de bekering door een nieuwe levensstijl (Mt3:7-10).

De verwachting van de Joden in die tijd, ook van de discipelen, was dat Jezus hen zou bevrijden van de Romeinen en het koningschap van Israël zou herstellen: 

Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hd1:6

Het was echter het plan van God dat de harten van mensen eerst moeten worden veranderd. Vandaar dat Jezus eerst voor een tijd naar de hemel terugkeert om aan het eind zijn zichtbare rijk op te richten. In de tussentijd werkt de Heilige Geest op aarde. Eerst vrede in de harten, dan vrede op aarde. Vandaar dat Jezus op de vraag van de discipelen onmiddellijk dit antwoord geeft:

Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. Hd1:7,8

Hij zegt als het ware: ‘Het rijk dat jullie verwachten, komt nu nog niet, daarover gaat de Vader. Maar nu al zijn de kenmerken van dat rijk aanwezig overal waar de kracht van de Geest wordt gezien’. Het koninkrijk kreeg een nieuwe merkwaardige vorm. Zo nieuw dat geen profeet in het OT dat ooit gezien had, maar waar Jezus zijn discipelen op had voorbereid in de dagen na Zijn opstanding. Zolang Hij afwezig zou zijn zou:

*Het koninkrijk zichtbaar worden in de levens van trouwe en consequente navolgers van Jezus uit zowel Joden als de heidenen.

*Het koninkrijk in een voortdurend conflict verkeren met het rijk van de duisternis, vandaar dat volgelingen ook strijders zijn.

*Het koninkrijk uiterlijk een gemengd gezelschap worden van valse en ware volgelingen. (Mt13 het onkruid tussen de tarwe)

Het is van het allergrootste belang om te weten dat de kracht en de vrucht van de heilige Geest het grote verschil is tussen de ware en de valse volgelingen.

Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest. Rm14:17

Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht. 1Ko4:20

Wij leven dus nu in de geestelijke atmosfeer van een reëel, komend, zichtbaar koninkrijk (of de toekomende eeuw Hb6:5). We zien nog niet dat wat straks zichtbaar wordt (Hb2:8,9). Nu leven wij door geloof, niet door aanschouwen. Straks als het koninkrijk wordt opgericht is het aanschouwen en geen geloof meer. De tekenen en wonderen die de krachten van de toekomende eeuw (Hb6:5) of dat rijk van Christus zullen kenmerken worden nu gevonden waar dit koninkrijk wordt aangekondigd (zie mijn artikel over tekenen en wonderen). Het is een groot misverstand dat zoveel gelovigen vandaag de dag zoeken naar tekenen van het komende koninkrijk. Zij weten niet wat het betekent dat de rechtvaardige door geloof zal leven. We zien het nog niet (Hb2:8) maar we verwachten het door het geloof. Men predikt vandaag vaak over het koninkrijk terwijl men daar graag de kracht van wil zien, maar wij hebben enkel en alleen de opdracht om te leven door het geloof in het Woord van God.