Paulus roept Timotheüs op om tot voorbeeld te nemen ‘de gezonde woorden’ die je ‘van mij hebt gehoord’ (2Tim.1:13). Al in de tijd dat Paulus deze brief schreef hadden allen die in Asia waren zich van hem, dat is, van zijn onderwijs, ‘afgewend’ (2Tim.1:15). Slechts een paar broeders en zusters waren hem trouw gebleven, de meerderheid was afgehaakt van de gezonde leer en wilden niet vervolgd worden omwille van het kruis (Gal.5:11). Vandaag is het niet veel anders. Mensen willen wel christen zijn, maar geen navolger van Paulus (Fil.3:17). Toch is Paulus is de apostel die ons ‘de hele raad van God’ (Hand.20:27) heeft meegedeeld. Hij was aangesteld om de gemeente te onderwijzen in de gezonde leer (Kol.1:24-25), maar was ook een voorbeeld als navolger van Christus in leven en toewijding (2Tim.3:10-11). Voortdurend roept hij op om deze gezonde woorden eigen te maken en ernaar te leven zodat we ‘gezond in het geloof’ zijn. Zo lezen we over:

*Gezonde woorden, 1 Tim.6:3, 2 Tim.1:13

*Een gezond woord, Tit.2:8

*Gezond in het geloof, Tit.1:13; 2:2

*De gezonde leer, 1 Tim.1:10, 2 Tim.4:3; Tit.1:9, 2:1

*De goede leer, 1 Tim.4:6

Deze ‘goede’ leer, welke hij ‘mijn evangelie’ noemt (Rom.16:25; 2Tim.2:8) is ‘niet naar de mens’ (Gal.1:11). Paulus kende een grote strijd om de waarheid (Kol.2:1) en ervoer daarom enorme tegenstand tegen deze leer. In de tweede brief aan Timotheüs, de laatste brief die hij schreef vanuit de gevangenis vlak voor zijn marteldood, bereidt Paulus Timotheüs (en ons) voor op de zware tijden van de laatste dagen (2Tim.3:1).

Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen; 2Tim.4:3

Paulus roept Timotheüs om deze reden op te blijven bij wat hem is geleerd, de gezonde leer (2Tim.3:10,14) en niet af te drijven naar iets anders. In dit artikel wil ik daarom tien kenmerken noemen waaraan wij de gezonde leer kunnen herkennen. Het is een globale, niet volledige lijst met kenmerken, maar m.i. wel afdoende tot gezonde toetsing. Alleen als in ieder geval deze tien elementen aanwezig zijn in prediking en onderwijs is er sprake van de verkondiging van de gezonde woorden ‘in geloof en liefde die in Christus Jezus is’ (2Tim.1:13). De gezonde leer is geen droge theorie, maar leidt altijd tot een diepere omgang met de Vader en met de Heer Jezus. Als er één van de onderstaande elementen ontbreekt of wordt verdraaid, raad ik u aan andere bronnen van onderwijs te zoeken (zie hier)

  1. Er zal gesproken worden over de totale verdorvenheid van de mens.

De brief aan de Romeinen maakt duidelijk dat er geen enkel mens rechtvaardig is, ‘zelfs niet één (Rom.3:10-11).’ Dit geldt zowel de Joden als de volken. ‘Allen hebben gezondigd’ (Rom.3:23). De uiterlijke voorrechten van de Jood (Rom.9:4-5) brengen hem geen stap dichter bij God. Alle mensen zijn onder Adam zondaars en in hen, in hun vlees, woont ‘niets goeds’ (Rom.7:18). Iedere prediking of ieder onderwijs dat iets van de mens maakt (‘je bent kostbaar’) is niet naar de gezonde leer.

  1. Er zal verkondigd worden dat verlossing in Christus is, niet door enig werk van de mens.

‘Om niet’ en ‘buiten de wet om’ (Rom.3:21,24) wordt ieder mens verlost van zijn/haar zonden door bekering en geloof in Jezus (Hand.20:21). Er is hierin geen enkel onderscheid tussen de Jood en de Griek en bovendien is deze verlossing alleen door het geloof in Jezus Christus, in zijn bloed.

Wij, van nature Joden en geen zondaars uit de volken, die echter weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt op grond van werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus, ook wij hebben in Christus Jezus geloofd, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden op grond van geloof in Christus en niet op grond van werken van de wet, want op grond van werken van de wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden. Gal.2:15-16

  1. Er zal geleerd worden dat iedere gelovige gerechtvaardigd is door de gerechtigheid die uit God is.

God rechtvaardigt de goddeloze vanwege zijn eigen gerechtigheid. Het is niet de gerechtigheid die Jezus voor ons heeft verdiend tijdens zijn leven door voor ons de wet te houden, maar het is de gerechtigheid die ‘uit God is’ (Fil.3:9). Hij ziet op Christus en diens volmaakte werk op het kruis. Iedereen die gelooft in Hem is door God met Christus verenigd en zo een nieuwe schepping en deze verklaart God volkomen rechtvaardig naar zijn heilige natuur. De gelovige is dus in Christus een nieuwe schepping (2Kor.5:17), en in de Zoon een kind van God de Vader geworden (1Joh.3:1).

  1. Er zal geleerd worden dat gelovigen verenigd zijn met Christus in de hemel.

Een gelovige is uit de tegenwoordige boze wereld (of: ‘eeuw’) getrokken (Gal.1:4), behoort niet meer tot de oude schepping en is nu een burger van een rijk in de hemelen geworden (Fil.3:20). Hij is wat God betreft met Christus gekruisigd (Rom.6:6), door de doop met Hem begraven (Kol.2:11) en met Hem levend gemaakt door God. Bovendien is hij in de hemelse gewesten gezeten in Christus (Ef.2:6). Dit is de onwankelbare positie van de gelovige terwijl hij/zij nog wel ‘zucht’ in deze vergankelijke schepping (Rom.8:23) en onderhevig is aan verval van de uiterlijke mens, het lichaam (2Kor.4:7,17-18). Gelovigen zijn niet gevrijwaard van ziekte en lijden, maar God werkt in dit alles ’ten goede’ (Rom.8:28), dat is dat Christus in hen openbaar wordt.

  1. Er zal verkondigd worden dat de oude mens, de wijsheid van de wereld en alles uit het Jodendom onder het kruis is gebracht.

De hele wereld waarin de gelovige voorheen leefde is door het kruis veroordeeld. Dit betreft de macht van de zonde, de verleidingen en de wijsheid van deze wereld (1Kor.3:19) en ook van de religieuze wereld (Kol.2:20). De brief aan de Hebreeën, hoogstwaarschijnlijk ook door Paulus geschreven, laat zien dat het oude verbond en alles wat met het Jodendom te maken heeft, geen enkel nut meer heeft (zie Heb.8:13). Alles is nu in Christus eeuwig en volmaakt geworden en het zal alleen maar tot geestelijke schade zijn als men de zaken van het oude verbond wil vermengen met die van het nieuwe.

  1. Er zal geleerd worden dat de enige weg tot groei gelegen is in Christus en die verheerlijkt.

De gelovige is nu geroepen om enkel en alleen te leven door het geloof, via het geschreven woord vanuit Christus en die verheerlijkt in de hemel. Alles wat op aarde is en waardevol leek, wat de ogen en oren streelde en wat grote aantrekkingskracht heeft op de religieuze mens, heeft geen enkele waarde meer. Dit geldt zowel voor het zoeken naar ervaringen, de prediking van de wet, alsook de onderhouding van dagen, feesten etc.

Als u met Christus aan de elementen van de wereld bent afgestorven, waarom onderwerpt u zich, alsof u in de wereld leeft, aan inzettingen: raak niet en smaak niet en roer niet aan? (dingen die alle door het gebruik te niet gaan), naar de geboden en leringen van de mensen, (dingen die wel een schijn van wijsheid hebben in eigenwillige verering en nederigheid en gestrengheid tegen het lichaam, daaraan geen enkele eer bewijzend) tot bevrediging van het vlees. Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand. Kol.2:20-3:1

God heeft de gemeente (zie punt 9) zo samengesteld dat allen gaven hebben ontvangen om de ander op te bouwen in Christus (1Kor.12). De teken-gaven waren vooral voor de begintijd, om het fundament te bouwen en zijn gericht op de ongelovigen (1Kor.14:21). De gaven tot opbouwing, het ‘profeteren’, communiceren het leven dat in Christus is (2Tim.1:1). Dit ‘leven vanuit de hemel’ komt tot uiting in het onderhouden van de geboden van Christus (Joh.14:21), welke door de apostelen zijn aangevuld in de brieven van het Nieuwe Testament. Het zal altijd leiden tot volledige gehoorzaamheid aan alle inzettingen en tot de onttrekking aan de ongerechtigheid (2Thes.2:15; 2Tim.2:19).

  1. Er zal geleerd worden dat Hij zal komen om de gemeente tot Zich te nemen in het huis van de Vader.

Daar waar Israël de Koning verwacht die voor hen het vrederijk zal realiseren op aarde, daar verwachten de gelovigen de Zoon, de Heer die hen zal ‘wegrukken’ van deze aarde en zal invoeren in het huis van de Vader.

In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. Joh.14:2-3

  1. Er zal geleerd worden dat de christenheid totaal geruïneerd is en in verval is.

Zoals in Mat.13:31-33, 2Tim3:1-5 en 4:3, maar ook in Op.2 en 3 (de geschiedenis van de christenheid) wordt beschreven, is het hele getuigenis van God op aarde geruïneerd door de mens. Het huis van God aan de verantwoordelijkheid van mensen toevertrouwd, is een puinhoop geworden van verdeeldheid, verwarring en onreinheid. Er zal straks sprake zijn van ‘de afval’ (2Thes.2:3) wanneer men de antichrist zal aanbidden die de Vader en de Zoon zal loochenen (1Joh. 2:22). De gezonde leer bereidt individuele gelovigen voor op deze situatie van verslechtering en spreekt niet over een wereldwijde opwekking die er zal zijn. Zij treuren om deze toestand wat hen nederig en bescheiden maakt. Ze bevelen zichzelf niet aan (2Kor,10:18).  Als ‘die dag’ komt (2Tim.1:12,18; 4:8) zal openbaar worden wie er werkelijk tot Christus behoren.

  1. Er zal geleerd worden dat het lichaam van Christus de gemeente een uniek volk is.

Hoewel er vele gelovigen zijn in alle tijden is de gemeente van God uniek. Het is het lichaam van Christus (Kol1:18), de ‘nieuwe mens’ (Ef.2:24), de ‘verborgenheid van Christus’ (Ef.3:5; Kol.4:3), maar ook ‘de tempel van God’ (1Kor.3:16-17), de woonplaats van God in de Geest (Ef.2:22). De gemeente is niet het voorwerp van profetie en daarom in het Oude Testament niet bekend (Kol.1:26). Alleen zij die geloven in Christus, zowel Joden als heidenen, ten tijde van zijn verwerping in deze wereld tot aan zijn komst, maken deel uit van dit lichaam van Christus en dit huis van God. Het grote kenmerk van de gemeente is dat zij door de Heilige Geest verbonden is met een hoofd in de hemel, Christus. De gemeente is daarom de ‘volheid van Hem’ (Ef.1:23), de volmaakte uitdrukking van Christus. Zij is voor de grondlegging van de wereld het voornemen van God geweest in Christus (Ef.1:4; 2Tim.1:9). Zij is de bruid van het Lam. Op aarde heeft zij de roeping de orde van het huis van God (1Tim.3:15) en het karakter van het hoofd vorm te geven (Ef.4:15-16).

  1. Er zal geleerd worden dat God zijn aardse verbondsvolk alle beloften zal schenken die Hij aan hen heeft beloofd.

Hoewel in deze bedeling de gelovige Joden tot de gemeente behoren, als een ‘overblijfsel naar de verkiezing van zijn genade’ (Rom.11:5), zal God, na de opname van de gemeente, en na de grote verdrukking, het aardse volk Israël zegenen onder het nieuwe verbond (Jer.31:30-33; Heb.8:8-12). Dit zal ‘heel Israël’ zijn, d.w.z. een ‘rest’ uit alle twaalf stammen in het beloofde land onder de zegenrijke regering van de Messias. De profetie houdt zich bezig met deze zaken van de aarde, terwijl de gemeente een hemelse roeping heeft.