ij mensen hebben een natuurlijk leven uit Adam. Dit natuurlijke leven kan niet doen wat God wil dat we doen, namelijk Hem liefhebben met heel ons hart en onze naaste als onszelf. Om dit wel te kunnen doen moet een mens het leven van Jezus ontvangen. Wat houdt dat nu precies in? Hoe ontvang je nu dit leven? Wanneer ontvang je dit leven en hoe geef je dit door?

Jezus zegt in Johannes 11:25 en 26

Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?

In de eerste plaats doet God wat op grond van wie Hij is. Jezus wekt doden op omdat Hij zelf de opstanding is. Hij geeft leven, omdat Hij het leven is. Het is absoluut noodzakelijk, dat wij inzien dat er in Gods ogen niets is buiten Christus! De echte vooruitgang in geestelijke zaken is afhankelijk van ons begrip van deze geestelijke realiteit. Kennen wij God Zelf, of kennen wij slechts de dingen die God heeft gedaan? Jezus schonk Lazarus niet een ding, dat opstanding heet, maar hij was Zelf de opstanding voor Lazarus! Wat de Heer deed, was de uiterlijke verschijning, maar wat Hij is, is de werkelijkheid van de zaak. Eerst is God iets en dan geeft Hij iets. De Genade-gever en de genade die Hij geeft zijn niet twee verschillende dingen. De Genade-gever Zelf is het geschenk van God! God geeft ons niet vele dingen; het enige wat hij ons heeft gegeven is de Heer Jezus zelf! Alle geestelijke dingen en al Gods geschenken zijn slechts Christus zelf.

…en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn. Kol2:4

Zo is Christus niet alleen de Gever van het leven, maar het leven Zelf! De mens was een levende ziel (Gen2:7), maar bezat het leven niet dat toegankelijk was via de boom van het leven. Het ware leven is dieper dan alleen ons gevoel en is diepzinniger dan alleen ons denken. Veel christenen beschouwen een fijn gevoel als leven. Zij denken, dat een opgewonden sfeer vol leven zit. Zij zien geen verschil tussen leven en gevoel. Zij zien niet in, dat leven veel dieper gaat dan gevoelens. Andere christenen denken dat verstandelijke activiteiten het leven zijn. Als zij interessante leringen of redeneringen horen, menen zij, dat er leven is. Activiteiten brengen het leven niet. Het leven kan wel gevoelens en redeneringen voortbrengen, maar zelf zijn zij het leven niet! Zo kunnen twee gelovigen die dezelfde boodschap brengen een verschillend effect sorteren. De één brengt een interessante leer, de ander een leer en het leven. Het leven produceert leven en groei. Dit alles is uit Christus omdat Hij het leven is.

Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. Joh15:4, 5

Zelf kunnen wij dit leven niet produceren. Hij alleen kan dat door ons heen.

De Heer stond op uit de dood. Een leven dat de merktekenen van de dood draagt en toch leeft, wordt de opstanding genoemd. De opstanding bewijst dat het leven de dood overwon. Iemand kan heel bekwaam en welbespraakt zijn, maar zich niet in de opstanding bevinden. Er is geen merkteken van de dood in hem. Er is teveel zelfvertrouwen, zijn bekwaamheden zijn nog niet in de dood gebracht. De opstanding is dat we al onze eigen vermogens in de dood brengen en leven vanuit het vertrouwen in Christus.

Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Gal5:24

Alles wat uit onszelf is, legt God in de dood, zodat alles wat uit God is in ons kan opstaan. Dit is het leven. Alleen degenen die het kruis kennen, dat uit ons wegneemt in de dood, kennen de opstanding. Alleen datgene wat het leven heeft, kan opgewekt worden, de rest blijft in de dood. Alles wat van Adam is, kan niet leven zodra het de dood ingaat. Maar het opstandingsleven van de Heer gaat door de dood heen. Degene in wie het kruis zijn werk doet, leeft vanuit vrezen en beven, omdat hij niet meer zo makkelijk zegt: ‘Ik zal’, of ‘ik kan’. Hij ziet dat alleen het leven uit God werkelijk vrucht geeft.

(dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden…Fil3:10

Het grote probleem is dat de mens God vaak dient vanuit een natuurlijke ijver, en niet vanuit een ‘opstandingsijver’. Een ijver die de dood heeft ervaren en weer opgewekt is.

Het Lichaam van Christus is waar de opstanding van Christus wordt getoond. Wat geen deel uitmaakt van de opstanding, maakt geen deel uit van het Lichaam. De Gemeente is niet de plaats waar iemand iets heenbrengt van zijn slimheid of tact. De Gemeente wordt niet gebouwd, doordat wij er wat van het natuurlijke bereik aan bijdragen. Als iemand het kruis niet kent, zijn al zijn inspanningen vruchteloos. De Gemeente heeft bruikbare en toegewijde mensen nodig, maar zij moeten wel het merkteken van de dood dragen, het veroordelende karakter van het kruis kennen.

Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven. Gal2:20

Hier zegt Paulus dat zijn eigen ‘ik’ niet meer leeft. Zodra wij zien dat God ons hele natuurlijke leven een zware slag heeft toegebracht door het aan het kruis te veroordelen, dragen wij hier de ‘littekens’ van mee in de rest van ons leven en zullen we er niet meer op vertrouwen.

God wil dat wij buiten Christus, geen andere geestelijke zaken willen bezitten. God geeft ons niet alleen in Christus het leven, Hij geeft ons ook Christus om dat leven te onderhouden. Hij is het Brood des Levens (Joh6:35). Er zijn velen, die hongerig zijn en ontevreden. Zij kennen Christus niet als het Brood des Levens. Jezus zelf zei, vermoeid en hongerig na een reis:

Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. (Joh4:34)

Jezus was in zijn werk verzadigd, omdat Hij Gods wil deed. Het doen van Gods wil is leven, en het leven verzadigt. Ons voedsel is niet steeds weer een Bijbelstudie of een samenkomst. Ons voedsel is Christus. We worden gevoed als wij de Heer vragen in ons te doen wat Hij verlangt.

Christus is ook het licht des levens. Wij kunnen leerstellingen begrijpen en kennis vergaren, maar Christus Zelf is het licht dat ons zicht geeft! Als wij werkelijk het licht zien, zullen we, net als Saulus in Handelingen 9, ter aarde vallen. We kunnen proberen nederig te zijn (‘gewilde nederigheid’ uit Kol2:18), maar als we Christus als het licht des levens zien, vallen we op ons aangezicht. Wanneer leerstellingen en woorden dingen worden, brengen ze dood. Alleen het licht brengt leven, alleen leven brengt verandering. Het is moeilijk om nederig te zijn. Het is zwaar om je te verootmoedigen, maar als het licht schijnt en wij ontmoeten de Heer, dan worden deze dingen spontaan in ons bewerkt vanuit het leven. Een mens die de Heer aanschouwt, wordt voorgoed verzwakt en gebroken.

God heeft ons geen rechtvaardigheid gegeven, Hij heeft ons Christus gegeven. Hij heeft ons geen heiliging gegeven, Hij geeft ons Christus. Dit geldt ook voor begrippen als verlossing en wijsheid.

Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing…1Kor1:30

Buiten de persoon van Christus, nogmaals, zijn er geen dingen of zaken van belang in ons (geestelijk) leven. Nu merken we dat gemeente-zijn inhoudt dat de één een gave heeft, de ander spreekt in tongen (vreemde talen), een derde heeft een beetje liefde, de vierde brengt wat inzicht. Is dit christen-zijn? Nee, christen-zijn is Christus zelf!! Het is niet een of ander ding dat Christus ons geeft, het is Christus zelf. Toen we christen werden, gaf hij ons genade, nu geeft Hij ons geduld, nederigheid etc. Dit is niet het geval. God heeft Christus aan ons gegeven. God geeft ons geen nederigheid, geduld etc. Hij geeft ons Christus. Hij wordt onze nederigheid, ons geduld en onze zachtaardigheid. Dit is het ware christen-zijn. Ons geduld is geen ding, maar een persoon. Onze heiliging is geen ervaring, maar een persoon. Onze liefde is Christus. Hij heeft lief, niet ik. Hij is alles voor alle heiligen vandaag. We hoeven nergens op te wachten.

…en Hem als Hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt. Ef1:23

Christus is de grote ‘Ik Ben’. God zal zijn werk voortzetten, totdat niet alleen wij, maar zelfs het hele universum belijdt, dat Christus inderdaad alles is. Maar eerst wil God, dat wij ervaren en belijden, dat hij alles is. In onze geestelijke wereld bestaat alleen Christus. Als je mensen ergens toe aanmoedigt, kun je hen er hooguit toe brengen, iets uit zichzelf te doen. Maar het enige dat telt is, dat God hen de ogen opent, om Christus te kennen. God moet dit mensen duidelijk maken door openbaring! Zodra we de Heer kennen als de ‘Ik Ben’, dan zullen al onze dingen een persoon worden. Als ik vandaag geduldig ben , dan ben ik het niet die geduldig is, maar hij, die in mij leeft. Als ik liefheb, dan ben ik het niet die anderen probeert lief te hebben, maar Hij die in mij liefheeft. Dit is de wet des levens, dat de persoon van Christus ons leven is.

Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus in u, de hoop der heerlijkheid. Kol1:27

De Heer berispt ons niet alleen als wij zondigen, maar ook als wij het goede doen. Want voor God geldt niet het principe van de boom van de kennis van goed en kwaad, maar het principe van de boom des levens. Onderscheid tussen goed en kwaad is niet toereikend. Waar het om gaat is of wij leven bezitten en doorgeven. Uiterlijk zien we moeilijk het verschil tussen christenen die leven met dingen hen die leven vanuit Christus. Onze goede daden zijn slechts dode daden. Als Hij spreekt is er leven. Het natuurlijke leven en zijn goede daden, moet door ons verworpen worden omdat God het verwerpt (Rom8:3) en tot alleen Christus overblijft!

Aan een pas bekeerde kan God genezing schenken. Dit is een ding. Zo gaat hij met kleine kinderen om. De volwassenen gaat Hij opvoeden en tuchtigen. Hij wil hun genezing zijn. Dan is Christus de genezing en niet de genezing een ding waarnaar we zoeken; zolang Hij maar geneest, is het goed. Genezing is niet de verwijdering van iets, van zwakheid, maar de tegenwoordigheid van kracht. Paulus kende de aanwezigheid van de Heer in zijn zwakheid. Dit was zijn kracht. Hijzelf was zijn kracht. Zie Fp4:13

Nu gij dan Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging. Kol2:6,7