Veel gelovigen zijn blij met hun redding maar onbekend met hun roeping. Redding en roeping zijn twee verschillende zaken. Redding is van iets, namelijk van het oordeel, roeping is tot iets. We zijn gered van de verlorenheid, maar geroepen tot gelijkvormigheid aan Christus in heerlijkheid.

Want hen die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. Romeinen 8:29.

We zijn dus gered, maar ook voorbestemd. Het eerste toont ons de rijkdom van de genade van onze God en Vader, het tweede de heerlijkheid van zijn genade. Deze heerlijkheid van zijn genade heeft niets te maken met onze nood waarin de rijkdom van zijn genade ons tegemoet kwam, maar met het voornemen van God Zelf. Dit gaat over zijn plannen en over zijn verlangens. De tragiek van vandaag is helaas dat zo weinig gelovigen begrijpen wat het christendom nu werkelijk is zodat het getuigenis hiervan schade oploopt. Ik zal proberen in het kort hier iets over te schrijven. Als we tot geloof komen duurt het een tijd voordat we gaan begrijpen dat we niet alleen zijn behouden, maar ook zijn geroepen met een heilige roeping.

Schaam je dus niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene, maar lijd verdrukking met het evangelie, naar de kracht van God, die ons heeft behouden en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden van de eeuwen, 2 Timotheüs 1:8-9.

God heeft, voordat er een schepping was, de gemeente bestemd om aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig te worden (zie o.a. Efeziërs 1:4). Hiertoe heeft Hij zijn Zoon gezonden die Zichzelf gegeven heeft op het kruis om de gemeente te trekken uit deze tegenwoordige boze eeuw (Galaten 1:4) tot zijn eigen heerlijkheid. Dit is wat Paulus noemt de ‘hemelse’ of ‘bovenwaartse’ roeping in Filippenzen 3:14. De gelovigen in het Oude Testament hadden ook een hemelse roeping. Abraham bijvoorbeeld verwachtte de stad die fundamenten heeft waarvan God de Ontwerper en Bouwmeester is (Hebreeën 11:10). Maar de gemeente, zoals die nu wordt gevormd, heeft een hemelse roeping in die zin, dat zij de volheid, of de volmaking is van Christus.

En Hij heeft alles aan zijn voeten onderworpen en Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult. Efeziërs 1:22-23.

Zij is geroepen om aan Hem gelijk te zijn in de heerlijkheid (2 Thessalonicenzen 2:14). De verheerlijkte Mens Jezus Christus is Hoofd én lichaam, de gemeente. Samen vormen alle gelovigen plus het Hoofd ‘de Christus’ (1 Korintiërs 12:12). Dit houdt in dat wij volkomen en totaal zijn gescheiden van deze wereld voor Gods oog (Johannes 17:16) zoals Hij dat is, net zo geliefd zijn als Hij dat is (Efeziërs 1:6), maar ook om buiten de legerplaats, de godsdienst van de mens, tot aanbidding te komen (Hebreeën 13:13, Johannes 4:24). Ware eredienst is enkel en alleen geestelijk, dus zonder de zichtbare elementen die het Jodendom kenmerkt, terwijl wij in alles jagen naar het doel, de prijs van onze hemelse roeping (Filippenzen 3:14). Dit doel is het uiteindelijk bij Christus zijn en in Hem totaal rechtvaardig bevonden worden naar de gerechtigheid die uit God is. Dan zullen onze lichamen gelijk zijn aan dat van Hem (Filippenzen 3:21) en zullen zij zijn heerlijkheid vertonen aan deze wereld (2 Thessalonicenzen 1:10).

We behoren daarom in onze levens alle zaken schade te achten die dit doel in de weg staan, zowel de goede en leuke dingen, plus dat wat voortkomt uit menselijke gedachten omtrent godsdienst of eredienst. Wij gaan uit tot Hem en leren van Hem, terwijl we geworteld en opgebouwd worden in Hem (Kolossenzen 2:6). Dit verstaan van onze hemelse roeping zal ons volkomen scheiden van deze wereld. Dit is een groeiproces en de apostel Paulus die wist dat enkel en alleen orde en een vast geloof in de Here Jezus (Kolossenzen 2:5) niet genoeg zijn om bewaard te blijven voor dwalingen, roept ons dan ook op om alles te concentreren op Christus in de heerlijkheid. In Hem zijn alle schatten van de kennis en de wijsheid wat betreft deze hemelse roeping, verborgen (Kolossenzen 2:3). Als wij als gemeente niet onze roeping verstaan, zijn we vatbaar voor de misleidingen van menselijke leringen. We zien bijvoorbeeld dat verreweg de meeste gemeenten en kerken (goed bedoeld) Advent, Kerst, Pasen en Pinksteren vieren. Dit, terwijl we deze zaken niet in de Bijbel vinden. Deze ‘feesten’ behoren immers allemaal tot de aarde (zie Kolossenzen 3:1). Door hiermee bezig te zijn verliest men onherroepelijk het zicht op de hemel. Paulus schrijft daarom in zijn wanhoop aan de Galaten:

U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid. Gal4:10-11

Wat was Paulus’ arbeid? Wilde hij niet iedere gemeente een hemelse Christus voorstellen (zie 2Kor3:18; Kol1:28). Waarom zijn er dan zoveel gemeenten en kerken die zich het zicht op deze hemelse schatten laten ontnemen door zich toch weer te wenden tot ‘de zwakke en arme elementen’ (Gal4:9) of tot de wet die op aarde is gegeven? Alles wat wij nodig hebben is te vinden in Hem, de hemelse Christus!

Kent u eigenlijk uw roeping?