Met de ‘opname van de gemeente’ bedoelen we het moment dat Jezus de gelovigen, overleden en nog levend, tot zich opneemt in de lucht. Jezus belooft aan zijn discipelen dat Hij hen op een bepaald moment tot Zich zal nemen zodat zij mogen zijn waar Hij is, in het huis van de Vader:

Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. Joh14:1-3

Dit moment wordt beschreven in 1 Tessalonicenzen 4:14-18:

Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.

Over deze opname van de gemeente is erg veel onduidelijkheid. Sommigen geloven niet in de ‘opname’, anderen zijn het niet eens over het tijdstip van de opname. Omdat dit onderwerp zeer complex is vanwege de vele Bijbelse gegevens, beperk ik me in dit artikel tot de belangrijkste punten.

Om te beginnen is de Bijbel duidelijk over een toekomstig moment dat de gelovigen worden weggevoerd van de aarde naar Christus. Hij daalt uit de hemel neer en wij worden weggevoerd en ontmoeten Hem in de lucht en zullen voor altijd bij Hem zijn. Dit woord ‘weggevoerd’ is ook te vertalen met ‘opnemen’ of ‘wegrukken’. Dát er dus een opname zal zijn is geheel volgens de Bijbel. De grote vraag is alleen: zal deze opname plaatsvinden voordat Christus terugkomt voor de wereld of zal dit op hetzelfde moment zijn? Met andere woorden: Als Paulus het heeft in bovenstaand gedeelte over de komst van Jezus en de opname van de gelovigen, is dit dan hetzelfde als de zichtbare wederkomst of is dit dan toch een eerder moment, waarbij de gelovigen van de aarde worden opgenomen terwijl er nog bepaalde gebeurtenissen moeten plaatsvinden voordat Jezus terugkomt om Koning te worden? Dit is een lastig punt en het is dan ook niet verwonderlijk dat er heel veel verschil van inzicht is over de opname en vooral het tijdstip daarvan.

Om wat licht in de duisternis te brengen moeten we een aantal dingen goed onderscheiden. Ten eerste wordt het woord ‘komst’ door Paulus gebruikt om de aanwezigheid van Jezus te benoemen. Dit is het Griekse woord ‘Parousia’. Het betekent ‘komen’ en ook dus ‘aanwezig’ zijn, het present, aanwezig zijn van iemand. In het evangelie van Matteüs zien we dit woord in Mt24:27,37 en 39 maar daar slaat het op de komst van de Zoon des mensen. Die titel wordt nooit voor Christus gebruikt in relatie tot de gemeente, maar in relatie tot de volken en Israël, als hij komt om recht te spreken naar Daniël 7. Dan is er ook nog het Griekse woord ‘Epiphainoo’ dat ‘zichtbaar worden’ betekent. Daaraan gekoppeld wordt ook het woord ‘Apokalupsis’ dat ‘openbaring’ betekent, gebruikt. Paulus gebruikt het woord Parousia voor het moment van de opname (1Tess4:15, zie boven, en ook 2Tess2:1, zie onder) als ook voor het moment van zijn zichtbare wederkomst (1Tess3:13: ‘De komst van onze Heer Jezus met al zijn heiligen’.). Letten we op deze laatste tekst, dan zien we dat Jezus komt met al zijn heiligen. Dit slaat op alle gelovigen. De algemene gedachte bij Paulus is dat als Jezus zichtbaar wordt, terugkomt, dan zullen alle gelovigen met Hem openbaar gemaakt worden.

Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Kol3:4

wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u. 2Tess1:10

Om nu alle verwarring te voorkomen is het goed het volgende goed te beseffen: De komst (Parousia) van Jezus is het tot zich nemen van de gemeente en het vervolgens versluierd aanwezig zijn tijdens de periode van de grote verdrukking. Het is de inleidende verschijning en dan de volgende fasen van de Parousia. De gerichten van oordeel verduisteren de glorie van Christus, terwijl Hij al wel aanwezig is, maar aan het einde daarvan zal Hij zichtbaar worden en is zijn Parousia compleet door het teken (zie Mt24:30) dat iedereen (dat is uitgezonderd de gemeente, want die is al bij Hem) Hem ziet. Als Jezus dan fysiek terugkomt en openbaar wordt voor alle mensen van deze wereld, zullen de gelovigen ook zichtbaar worden. Zij zijn bij Hem gebracht als eerste ‘onderdeel’ van de Parousia. De opname is de inleiding en de manifestatie is de afsluiting of de compleet-making van de Parousia, de komst van Jezus. De Bijbel ziet dus de komst als een reeks gebeurtenissen. Jezus wordt dan verheerlijkt in de gemeente omdat iedereen kan zien wat Hij aan en in hen heeft gedaan. Hieruit volgt dat al deze gelovigen natuurlijk eerst bij Jezus moeten zijn voordat Hij uit de hemel neerdaalt. Dat is dus het moment van de opname, wat we hebben gelezen bovenaan dit artikel in 1Tess4:18. 

Nu de vraag: Zit er een tijd tussen het moment van de opname en de verschijning van Jezus met al zijn heiligen of gebeurt dit tegelijk? Dan zouden wij Hem inhalen als Koning naar deze aarde (vergelijk de uitdrukking ‘de Heer tegemoet’ in 1Tess4:17). Neemt Christus de gelovigen tot Zich en keert hij dan gelijk uit de hemel terug of gebeurt dat laatste een tijd later? Een aantal Bijbelleraren, waaronder ik zelf, gelooft dit laatste. Ik geloof dat de gelovigen worden opgenomen van deze aarde voordat de ‘grote verdrukking’ begint (meer daarover in de artikelen over de toekomst van de gemeente en de toekomst van Israël op deze site). Ik geef eerlijk toe dat het absoluut niet eenvoudig is om dit Bijbels te onderbouwen (anders was er natuurlijk ook niet zoveel verdeeldheid over). Laat ik beginnen bij vers 1 van 2 Tessalonicenzen:

Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem,

Hier grijpt Paulus duidelijk terug op zijn onderwijs uit de eerste brief. Hij noemt hier de komst (Parousia) en onze vereniging met Hem. Dit laatste is dus dat wij worden opgenomen en Hem zullen ontmoeten in de lucht. Dit onderwijs had de gelovigen getroost omdat zij nu wisten dat hun overleden dierbaren in ieder geval niet achterbleven bij de komst van de Heer. Samen met de dan nog levenden gaan de ontslapen gelovigen ook naar de Heer met een verheerlijkt lichaam (hun geest is al bij de Heer natuurlijk, maar het gaat hier om hun lichamen, zie het artikel ‘wat gebeurt er na de dood’?). Paulus vervolgt zijn onderwijs in 2Tess2 met:

dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. Vers 3

Het is van het grootste belang dit vers goed te vertalen, anders begrijpen we het nog niet. Er staat dat de Tessalonicenzen dachten dat de dag van de Heer al aangebroken was! De ‘dag van de Heer’ is een uitdrukking die in het Oude Testament vaker voorkomt (bijv. Jes2:12;13:6,9, Amos 5:18). Dit is het moment dat God Israël met Zich verzoent doordat Hij oordelen stuurt opdat zij zich zullen bekeren. Ook zal deze dag het koninschap van Jezus inluiden en het oordeel over alle goddelozen. Ten diepste is deze ‘dag’ én de grote verdrukking, én de komst van Jezus in heerlijkheid én het vrederijk dat dan begint. Deze dag zal als een dief in de nacht komen voor hen die in de duisternis leven (1Tess5:3-5; Zie voor een uitvoerige studie over de ‘dag des Heren’ het artikel ‘De dag des Heren: wat is dat?’) De verschrikkingen die bij deze ‘dag’ horen, zagen de Tessalonicenzen kennelijk om zich heen en ze hadden verkeerd onderwijs ontvangen daarover. Men had hen kennelijk ervan overtuigd dat ze in het oordeel van de Heer waren omdat er verdrukkingen waren. Het hele punt van Paulus is dat hij in het vervolg gaat uitleggen dat deze dag, dit moment dat Jezus zijn koningschap begint, niet kan komen voordat de antichrist komt.

Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? Vers 3-5

Dus eerst komt de mens der wetteloosheid en dan pas de dag des Heren. Wat heeft dat nu te maken met onze vereniging tot Hem? Als dat pas zou gebeuren bij de wederkomst, waarom waren zij dan zo ongerust? Dan was er geen probleem geweest, want dan hadden ze geweten dat de dag des Heren er was en dat ze dus snel bij de Heer zouden zijn. Nee, zegt Paulus, eerst moet de wetteloze komen, wacht daarop en dan pas komt de dag des Heren. Dan zegt hij raadselachtige woorden:

En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.

Er is iets op deze aarde dat de komst van deze wetteloze tegenhoudt. Als dat ‘iets’ is verwijderd, dan pas kan deze wetteloze mens, de antichrist, openbaar worden. Er is vreselijk veel gespeculeerd over de betekenis van dat ‘iets’. Wat kan er nu voor zorgen dat de komst van de antichrist wordt tegengehouden? De enige uitleg waar ik mij in kan vinden is dat dit de gemeente van God moet zijn die het bederf in de wereld tegengaat. De Geest die in ons woont is de ‘tegenhouder’. Ik geef toe dat dit niet 100% waterdicht te bewijzen valt, maar ik geloof ook dat God ons niet alles zo duidelijk heeft geopenbaard opdat wij oefenen in geestelijk onderscheidingsvermogen. De gemeente van God is een bijzonder volk. Zij is eengemaakt met Christus. Als Christus dus verschijnt, verschijnt zij ook aan zijn zijde, als de nieuwe Eva naast Adam. Zij zal bij Christus zijn zodra Hij de boekrol in ontvangst neemt en de zeven zegels gaat openen. Dan, als Christus komt om deze aarde te regeren en af te rekenen met alle ongerechtigheid dan staat er:

Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen – want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen – en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen. Openbaring 17:14

En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. Openbaring 19:14

De gelovigen komen met Hem uit de hemel, om de antichrist te verslaan, wat inhoudt dat de gemeente niet op aarde is tijdens zijn goddeloze regering. Er valt nog zeer veel over deze dingen te zeggen, maar ik hoop dat deze beknopte samenvatting voor de lezer genoeg is om te zien dat de Bijbel spreekt over de komst van Jezus voor de zijnen en de komst van Jezus met de zijnen. Dat daartussen een periode van een bepaalde tijd zit lijkt de Bijbel te bevestigen. In het Oude Testament zien we dit in type voorgesteld in Henoch, die voordat de zondvloed komt, wordt weggenomen van de aarde (Genesis 5:24).